Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: 9 november 1907 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Kanaal 60
9 Nov. 07
Beste Wim, ik stuur je hierbij al vast de Rousseau's en l'Enfant. Het is wel jammer van dat eene deeltje, dat niet boven water is gekomen. Ik heb de lectuur van de Rousseau nu maar uitgesteld. Met Vallès was ik in de war toen ik over hem sprak bij de aanbieding van het boek. Vallès kende ik tot dusver niet; ik had Barrès op 't oog. Maar 't lijkt niets op elkaar; het is heel mooi. Ik ben halverwege van le Bachelier en ik raad je aan de boeken alvast nog
[1:2]
eens te lezen. Ik heb er bijzonder veel genot van gehad èn nog. Ik zou wel eens wat van zijn leven zelf willen weten. Het minst mooi is 't deel waar hij verzuimt op de barricaden te komen; later misschien herstelt het zich in l'Insurgé zijn derde boek. Heb jij dat?
Ja veel ben ik niet met je opgeschoten, maar wat moet ik er aan doen; je bent nooit anders dan omringd met een cohorte van je kennissen en vrinden; de tijd dat we met enkelen waren; Nol,
[1:3]
soms eens Hein; Arthur zeer ter loops, is ver weg. Als 't je nu maar beter gaat met de gelden dan zooveel weken geleden. Ik mag lijden, dat je mij eens schrijven wilt - ik mag 't lijden, maar wie weet in hoeveel drukte van werk en worstel-dingen je sedert bent.
Door ziekte van anderen - de menschen nemen er hun gemak van - heb ik 't in de laatste weken druk gehad en nog al veel moeten werken. De lezing van L'enfant
[1:4]
is 't winstje, dat ik nog er uit gehaald heb. Met de hoofdpijn is 't altijd 't zelfde.
Van Hein die toen eens afschreef, heb ik nooit meer iets gehoord; van Gorter die niets afschreef - ook niet. Waarom ook?
De gymnastiek van de jongens gaat geregeld zijn gang, 's middags van 5-5½. Eerst kamergymnastiek van Schreber, dat leek me beter voor mijn gelegenheid en dan ringen, die ik in den gang heb laten maken.
[2:5]
Verkerk dien je nog wel je zult herinneren uit onze samenkomsten bij Riche, is plotseling dood gebleven.
De kinderen zijn heel wel; Marie is in de laatste dagen wat minder, maar toch in de bezigheden. Ons nieuwe meisje is gekomen met het plan om maar weer liever naar 'r land terug te gaan, zoodat M., helaas, weer zoekende is.
Ik vind toch maar beter nog eerst le Bachelier uit te lezen, zoodat de boeken over enkele dagen
[2:6]
komen.
Nu, beste Wim, de hartelijke groeten, ook van M. en aan M. en hopende dezer dagen eens iets van je te vernemen,
je
Jan
Het duitsche boek wordt nog steeds tot genoegen voorgelezen, 's avonds tusschen 6 en 6frac34;.