Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Doorn] |
Datum: [14 oktober ? 1906] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Zondag
Beste Wim, Dank je wel voor je laatsten gang en belangstelling. Ik hou mij nu rustig.
Wat het honorarium betreft, maak ik uit je brief op, dat alles nu bij het oude zal blijven. In dat geval wil misschien N. aan van Looy vragen aan Marie's adres (Mevr. Hofker, Kanaal 60 Haag) de vijftig gulden te zenden. Dat komt ons te pas en als 't voor November komt, verrast het M. nog eens. Je spreekt N. toch zeker nog wel eens vóór je vertrek.
Hoe gaat het met M.? Uit je beide brieven merk ik daarvan niets en zou ik bijna opmaken dat
[1:2]
jullie niet veel met elkaar gesproken hebben.
Ik weet nu mijn ziekte: Ze heet ‘Ménière’.
Ze ontstaat door caisson-arbeid, (verdichte lucht), bergklimmen (ijle lucht), tunnels doorgaan (verdikte lucht) en neurasthenie (congestie).
Er zijn nl. in het binnenoor van mensch en dier drie cirkelvormige kanalen, die buiten het gezicht om de sensatie aangeven, die behoort bij naar links bewegen, naar rechts bewegen en horizontaal naar vertikaal of omgekeerd bewegen. Met dichte oogen weet je of je voor of achter buigt enz. Worden die drie kanalen of een of meer
[1:3]
er van gelazeerd, dan wordt je duizelig, misselig en je valt om. 'S avonds in bed denk je, dat je beenen naar het plafond toegaan en dergelijke, bovendien kan je niet straffeloos denken en arbeiden met je hoofd.
Waar de ziekte nu zoo bekend is, dat haar naam zelfs voorkomt in een krantenartikel over caisson-arbeid, dat ik gister las, is het verregaanden, dat o.a. een oordokter 5 weken lang met een angstig-wanhopig gezicht me heeft aangekeken en gevraagd of ik geen syphilis had, zonder blijkbaar zelfs te weten, dat hij direct de Charcot-proef op me moest toepassen. Hij durfde zelfs niet me een ziekte attest te geven.
Nu is het geval veranderd
[1:4]
en zal alles moeilijker gaan.
Als je nog eens bij Marie aangaat, moet je haar dit alles eens vertellen.
Dag, groeten aan M.
t.t.
Jan