Elizabeth Witsen-van Vloten aan Willem Witsen
Plaats: [Aerdenhout] |
Datum: [begin oktober 1904] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1165 |
[1:1]
Heb je nergens geweten Wil? Wat moet ik er toch van denken dat het je nog te veel is of dat we je zoo onverschillig zijn, dat je voor de overschoentjes zorgt? De kinderen hebben ze noodig, ik wacht nu al weken en je bent zelfs in dien tijd hier geweest in een vluchtig ridje! Arme kinderen, zoo'n aardig stuk speelgoed in Amsterdam te hebben dat hen, als 't ware aan een touwtje ieder keer wordt weg getrokken, geen wees te zijn, maar altijd 't gevoel te hebben dat hun vader te bereiken is, en steeds wordt verwacht, maar door zijn pleziertjes van hen wordt weg-
[1:2]
gehouden - o Erikje was wat verbaasd dat je op Verster's kamer niet meer voor de raam zat dien dag. Pim wat heeft je Zondag weg gehouden een prettig ridje of je geweten dat zoo bang wordt voor mijn kijken leeren, voor mijn leeren zien. Nu mag ik je dan vriendelijk verzoeken me die overschoenen te zenden, vooral per postpakket niet met den bode. ‘Kom’ zei Verster en blijmoedig liet hij vader Witsen zich van zijn kinderen weg slepen, nog even zeggende: ‘juffrouw groet u mevrouw!’ Grotesque dank hartelijk dank voor die aller vrienschappelijkste begroeting - zeg had je niet zelf kunnen schrijven om me te begroeten als je zoo hartelijk voelde of was het 't gevoel van een minuut; nou misschien heb ik er dan nog meer aan dat je nu maar eens die overschoenen stuurt apropos f 200 duurt niet lang wil je eens aan me denken. Pim ga je eens met me naar de tentoonstelling op Arti? Noem zelf maar een dag, 'k ben
[2:3]
deze week den architekt wachtende, een plaat[s[?] voor de [tent[?] heb ik uitgezocht, en de haan voor 't nieuwe hekje zal ik ook zelf moeten doen maar wat ik op die kortstondige oogenblikken dat je 't in ons midden uithoudt (waarvoor heb je me toch laten terug komen beul) vergeten heb te vragen is 't ijzeren kistje open te maken, ik ken de sluiting maar kan 't nu niet gedaan krijgen nog niet met de hulp van een hamer, en ik verwacht er Bauer's brieven in te vinden. Berta gaat deze maand weg ze heeft zoo'n heimwee, zegt ze naar Amsterdam. O als ik 't had geweten hoe 'n afschuwelijke haat je verbergt voor ons onder die schijn van liefde dan had ik je nooit hier in huis die dingen in orde laten brengen voor 't oog van de menschen. God God wat ben jij toch een gelukkig mensch zoo'n macht te bezitten over de blinden. Waarom zei Verster tegen de Juffr. dat 't jammer was dat Mevrouw er
[2:4]
niet was? Schaamde hij zich zoo? Geen wonder, want jullie wisten het ik had je nog geschreven dat ik er niet zou zijn en jij hebt de heele week gelegenheid gehad te komen.
Nu ontvang ook een hartelijken groet van
Bebpy.
Met wie ben je gisteren uit geweest Pimmy? Zondag meen ik; je zei in der tijd de Ingenohls waren voor mij geen omgang maar wat praat jij dan met ‘nicht’ als ze zoo heele avonden bij je is. Is ze ook niet nieuwsgierig naar 't huis dat jij in orde hebt gebracht - och ik heb er toch alle dingen voor uit gezocht de meubelen neêr zetten is 't voornaamste niet, als ze ook eens wil komen,
[2:5]
je zult mij wel eens een dag kunnen snappen. Als je dezen brief liever niet had dan had, je me fatsoenlijk kunnen schrijven en me niet treiteren, ik word toch niet zoo kwaad dat ik geen geld meer wil, hoe spoediger je een vaste som deponeert van 't eenmaal toe-gezegde op geregelde tijden hoe gemakkelijker 't me zijn zal. Waarom heb je me toch laten komen, 't was veel goedkooper voor je toen ik in 't buitenland makkelijker gefopt kon worden.