Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 11 december 1902 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 967 |
[1:1]
v. Lennepkade
11 Dec. 1902
Nee lieve Beb ik kan je niet vijandig zijn en je mag je, wat mezelf betreft, uiten zoo als je voelt zonder dat 'k ooit 'n vijandelijk gevoel voor je zou kunnen hebben, - 'k voel 't alles voor je even sterk als jezelf en je zegt me nooit dingen zoó erg als 'k mezelf zeg en altijd meê rondloop. Maar je brief hield 'n bedreiging in en als je vijandig tegen me gaat handelen moet 'k me wel verdedigen - en dat briefje was niet bedoeld om je pijn te doen - als dat zoo was en 'k was werkelijk die harde slechte man over wien je altijd schrijft, dan zou 'k je immers nu ook niet schrijven dan had 'k immers bereikt wat 'k beoogd heb en had niets meer met
[1:2]
je te maken, - dan zou 'k misschien lachen om je leed en er in triomfeeren dat je mijn dupe bent geworden - maar 'k lach niet Beb, allesbehalve en 'k triomfeer niet want als er kwestie is van dupe zijn dan ben waarachtig ìk 't wel! Ik heb niets meer van je te verwachten, zelfs niet dat 'k de jongetjes zou zien want toen 'k schreef naar Mechelen te willen komen bedoelde 'k 't voor je eigen gemak en niet om de jongetjes te zien - 'k zou ze niet kùnnen zien, arme lievelingen zonder zoo vreeselijk te gaan huilen - maar we hadden daar toch samen kunnen gaan wandelen. (Dat 'k Biebuyck dat geld zond deed 'k toch ook niet voor mijn eigen plezier - hij had mìj toch niets kunnen maken! - maar omdat 'k bang was voor joù die onbeschermd alleen staat en in de grootste moeielijkheden had
[1:3]
kunnen zijn; vandaar dat 'k 't telegrafisch zond - wie weet, dacht 'k, die brief van hem aan mìj lag hier al meer dan 8 dagen, wie weet of hij haar meubelen niet al heeft laten verkoopen en zij in de grootste zorg zit!) dat nare briefje van mij was alleen zelf verdediging want 'k weet wat 'k doe en wat 'k gedaan heb en 't heeft zoo moeten zijn, al weet 'k dat 't mijn ongeluk is - dat wist 'k toch vooruit ook wel, heb 'k 't niet dikwijls gezegd ‘'k heb niets van de toekomst te verwachten’ en heb jij niet gevoeld - o 'k weet zoo precies op welke oogenblikken - dat 'k in mijn diepste hart die scheiding niet wenschte en toch heb 'k je er toe moeten brengen zooals 'k nù weer hard tegen je zou moeten zijn als je me vijandig werd, al bloedde mijn hart dood. Nee, je verdient die hardheid niet en als 'k 't in m'n macht had om àl je verdriet weg te nemen en
[1:4]
te zijn die ‘Pim’ van 't dakkamertje in de Breestraat - 'k zou niets liever doen, niets liever doen, - en dat is altijd de moeielijke strijd geweest, ook in dien tijd na mijn vaders dood waarvan je spreekt, dat 'k niet mocht doen en niet kòn doen wat 'k 't liefste wenschte. Maar je kunt dit nog niet begrijpen en 'k kan je voorloopig nog de oplossing niet geven, misschien later - ten minste dat hoop 'k altijd; - en doe geen vragen want je maakt 't me maar moeielijk en dan praat 'k er om heen en dan maak je toch verkeerde conclusies. Zooals alles nu is gegaan heb je 't volste recht om 'n hekel aan me te hebben en me alles te verwijten en als je me nooit meer zou willen zien en niets meer met me te maken wou hebben zou 'k je geen ongelijk geven. Integendeel. Maar denk niet, asjeblieft niet Beb, dat 'k hard wil zijn en triumfeer en lach en je sarren wil - 'k ben al ongelukkig genoeg door de werkelijkheid en die verkeerde voorstellingen maken 't ondragelijk en als je
[2:5]
wezenlijk ‘charitable’ wil zijn, laat 't me dan maar alleen uitvechten - helpen kun je me toch niet. Ik wil graag in Antwerpen komen of waar ook, maar liever niet in de eerste 14 dagen - 'k moet zóo noodig 'n schilderij afmaken en 'k kan maar niet tot werken komen. De Revue des deux mondes heb 'k niet en 'k heb die vraag niet kunnen begrijpen. Je brieven lees 'k met de grootste aandacht en geef me rekenschap van elk woord - als 'k 't niet lezen kan bestudeer 'k 't met m'n loeb net zoo lang tot 'k 't weet. - Ja, jij bent 'tzelfde meisje, dat weet 'k wel - maar Beb, is 't je geen troost in al dat afschuwelijke verdriet dat je je niets te verwijten hebt; - je hebt toch de jongetjes ook en eigenlijk àlles behalve den man die slecht voor je geweest is en die je toch niet terug kunt verlangen. En ik?
Dag Beb, leg je hoofje nou maar neer en denk niet zoo veel aan alles wat gebeurd is, en geef je rust, je heb zooveel kracht noodig! Als 'k kan komen schrijf 'k 't je wel. Den bleeker is betaald.
Dag