Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: [? oktober 1902] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
[briefhoofd Café Riche, Den Haag]
Donderdagavond
Beste Wim, daar net hiernaartoe gaande om je te schrijven, werd ik in de Parkstr. staande gehouden door een weifelend, gebrild heer met een reistaschje.. van der Goes, die me den weg naar de Willemstraat vroeg. Ik zei, ja wel v.d. G. en toen hij zich bleef verbazen, zei ik wie ik was. Er kwam toen uit, dat hij ('t was kwart vóór negenen) nog altijd naar een socialistenlezing moest. Hij was op 't nippertje vertrokken en moest nog even wateren óók. Halverwege de straat kwamen we al socialisten tegen, die allerwege hadden uitgekeken, waar
[1:2]
hij bleef. Zijn opmerking was echt Goes: Geruststellend is altijd, dat ze zonder mij niet kunnen beginnen. Die diep-eerbiedige, fanatieke volwassene gezichten, die onder de lantaarn hem gingen begroeten troffen me: Ik was heelemaal vergeten, dat er nog zooveel volwassenen zijn die midden in de schipbreuk van hun leven er nog een geloof op nahouden. v.d. Goes [de echte[?] om te midden van dezulken opgewekt te blijven leven door er eigenlijk zelf nooit aan mee te doen.
Je briefkaart kreeg ik van morgen met pleizier
[1:3]
van M., die van 'r boterham was opgestaan, om tegelijk met 't insteken van den besteller buiten, de kaart over te nemen uit de bus. Ik vind 't heel prettig, dat je wil weten hoe 't ons gaat. Wel, beste Wim, en dehors de theorie van de Geus dat een kind niet zooveel verschil [in[?] temperatuur mag hebben tusschen morgen en avond is 't zoo best als 't nog nooit met Wimpie is geweest: gevulde armen en beenen, donker-rood, volle wangen, rood-roze heldere oogen, bij buien geweldig trappen, dolle pret, geregeld slapen, al zijn fleschjes drinken en nooit iets terug geven. Door de pas aangewende volle melk had hij wat harde ontlasting gekregen, mitsgaders wat pukkels zooals Jantje óók had.
[1:4]
We zijn nu weer wat terug gegaan op raad de Geus en gieten bij sommige fleschjes wat havergort aftreksel bij. De harde ontlasting is nu al over. De pukkels gaan altijd langzaam, maar dit is werkelijk niet verontrustend. De Geus heeft eergister in mijn bijzijn 'm heelemaal naakt gezien: longetjes met 't horentje: niets abnormaals meer, hartje goed. Voor urine moet hij nu van avond of morgenochtend in een fleschje doen. Ik geloof, dat alles heel best is. Zondag zal ik weer eens praten met de Geus en 'm voorstellen, als hij nu nog iets vindt, in de hooge temperatuur een consult met een kinder-specialiteit. Volgens beweren van M. (die wel gelijk zal hebben) heeft W. óók een tand. Met den besten wil kan ik 'm niet voelen, daar mij de psychische geschiktheid ontbreekt om met de vinger eenigszins voldoende onderzoekend over 't tandkasje te gaan. Hij vindt 't anders heerlijk.
Marie is nog erg aan 't kuchen, ik verzorg 'r ook goed, maar 't kuchen