Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: [eind september 1902] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Dinsdagavond.
Beste Wim, we waren vanavond toevallig aan de kiosk, waar Willem zijn krant koopt en ik wilde er juist 'n briefkaart koopen, toen Willem in levenden lijve voor ons stond. Hij herkende mij niet, maar ontdooide - daar lijkt 't op - toen ik hem had aangesproken. 2 Minuten later (of gauwer) waren we over Hein aan den gang. Hij verwacht jou spoedig eens bij hem, omdat je 't hem beloofd hebt en heeft jou een ‘grappigen’ brief geschreven. Ik heb hem niet gezegd, dat je dezer dagen in Den Haag bent, omdat ik niet weet of je hem zal kunnen bezoeken, maar hij vroeg met een plotselingen schrik: Hij is toch niet ziek? Ik heb hem
[1:2]
gerustgesteld.
Ik begin langzamerhand heerlijk aan Londen terug te denken en hoor allerlei geluiden: 's nachts in 't hotel de treinen; het gieren van de treinen tusschen Londen - en Queenboro; de muziek in de Criterion-bar; 't pull-up; het geroep van de conducteurs der bussen en de geurtjes, de geurtjes, Wim... van den underground; bij Simpson en de smaakjes van 't stew[z[?] and bittà en whiskey soda... dat alles komt langzamerhand op. En de National en Wallace en de volte van de promenoirs. Wat is 't toch 'n heerlijke tijd geweest.
Nu wilde ik je vragen, schrijf me eens, als je in de eerste dagen zoomin als van middag op de M. kade kan komen, welke romans van Thackeray vooral in Londen spelen. Ik wou ze
[1:3]
zoo graag nu eens lezen. Ik kan ze wel krijgen van de Koninklijke hier.
Ik ben morgen in Asd. en tot in den avond bezig, zoodat er van een bezoek aan Nol niets zal kunnen komen tot mijn spijt.
De lamp gaat uit.
Een hand van
Jan.