Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: Amsterdam |
Datum: 17 juli 1901 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1052 |
[1:1]
Amsterdam 17 Juli 1901
Wil je aan Gerrit zeggen dat hij om tien minuten voor half elf aan 't station moet zijn, aanstaanden Vrijdag, met de bakken en andere dingen, zoo beknopt mogelijk ingepakt, want Arie moet 't kunnen dragen. Is 't ònmogelijk, laat hij dan alles in 'n mand pakken, zoó dat 't niet breken kan, dan kan Arie het misschien als passagiers goed meê nemen. Gerrit moet dan maar naar Arie uit kijken - wil je dat zeggen? Hij gaat met den trein van 10.58 dat is 11.18 weer terug.
Dag Bebsy, veel groeten - tot Zondag over 'n week.
W.
Hier komende vond 'k van morgen je brief , 'k kan er niet op antwoorden en 'k heb geen tijd om over te komen - 't werken is tòch al zoo moeielijk en zoo noodig! - Maar mijn schuld voel 'k met elken brief meer en 'k begrijp niet dat je niet ziet hoe onmogelijk 't is wat je wilt, als 't niet is dat je me heelemaal niet kent.
[1:2]
Ik ben nu al zoolang oneerlijk tegenover je dat je zóo niet meer moest schrijven.
Er is maar eén manier om eerlijk tegenover je te staan (in de toekomst, ten minste) en daar heb 'k je, nu al zoo lang, voortdurend om gevraagd. Doe dat maar Beb, 't is voor ons allen de eénige oplossing.
Wat je schrijft had misschien gekúnd, maar nù niet meer - en nu moet ik je aldoor weer op nieuw verdriet doen, terwijl ik weet dat 't niet anders kàn. Had 'k 't dan niet allang gedaan? O zie de dingen toch zooals ze zijn en mìj zooals 'k ben.