Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: Amsterdam |
Datum: 29 juni 1901 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1056 |
[1:1]
Amsterdam 29 Juni 1901
Dat was weer een erge tegenvaller, die brief! Zie je, dàt is 't fatale die vreeselijke subjectiviteit en die eeuwige critiek, die doodende critiek die me wanhopig maakte en me van je vervreemdde - en niet die frase van holle romantiek en weinig waarheid! Ik zie veel te veel de werkelijkheid die 'k accepteer zelfs al ben 'k zeker dat 't niet tot óns geluk is - als noodzakelijkheid - om romantiesch te zijn, zonder illusie - en als 'k onwaar ben geweest was 't om joù, om je verdriet te besparen, zoo jammerlijk onnoodig als alles nog had terecht kunnen komen - o Beb je vergist je zoo en je maakt me zoo leelijk waar 'k maar menschelijk konsekwent ben geweest; ik wil je veel liever zien zooals 'k je zag die laatste dagen toen we gepraat hebben en schuld voelen en dat vreeselijke medelijden met al dat verdriet en 'k begrijp niet waarom die vergissingen nog moeten doorgaan. Ik ben toch de vader van de jongetjes en dat zal hun niet ten nadeele zijn; misschien komt er nog wel 'n oogenblik in je leven dat je blij zult zijn dat niemand anders hun vader
[1:2]
is dan ik. Ik wist niets van dat papier - 't is niet dat van Menger; dat kun je gemakkelijk genoeg onderzoeken. Hier heb 'k engelsch papier besteld omdat 'k daar graag op schrijf. Maar dat je niet begrijpt dat 'k je daar niet op geschreven zou hebben als 'k 't geweten had! Ik kom Woensdag.