Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: [8 februari 1901] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Batjanstr. 5
Beste Wim, ik heb van Nol gehoord, dat de heer van der Horst je op zwart zaad heeft gezet, maar dat je weer een heeleboel beterende bent ook. Hou 't dus maar flink vol en zorg maar dat je tegen den zomer weer heelemaal klaar bent. Heelemaal niets doen zal wel een toer voor je zijn, maar hij zal bedoeld hebben niet ìngespannen werken. Nol heeft me ook verteld, dat Pam weer heelemaal klaar is. Wil hem van ons groeten. Nol is, zeer tot mijn vreugde, hier komen spelen voor de koningen en toen hebben we samen gegeten in het Z. Hollandsch. Vooraf had hij mij zulk een luchtigen brief
[1:2]
geschreven, zooals hij dat - ik weet niet hoe te doen weet, waarschijnlijk - of zeker - omdat hij Nol is. Het is bepaald een genoegen zoo'n brief te krijgen.
Gister heb ik met Marie van een tribune aan het kantoor de bruidstoet gezien. Het hoofd-moment was de gouden koets, die als een groote taart kwam aangerold. Een paar avonden tevoren waren we naar de illuminatie geweest; de Vijverberg was wel imposant; de kaarsen verlichting van het Binnenhof was niet onkwaad, maar wanhopig stijf, doordat ze in plaats een paar rijen kaarsen er minstens tien - elke rij was hooger
[1:3]
en meer naar achter dan de vorige - achter elk der zooveel honderd ramen hadden geplaatst, waardoor de teerheid verloren was en ik nu telkens dacht aan de Diamantslijperij aan de overzij van den Binnen-Amstel bij avond, wanneer ik daar als kind - en alleen - te mijmeren liep. Dat was echter óók veel teerder. Van der Pijl was heel aardig, ook gister avond nog eens. Den Haag is nu weer ‘de dood in de Pot’.
Nol heeft me verteld, dat je Bauer zijn werk op 7 Maart (of 8?) gaat zien. Dat zal wel prachtig zijn, ook de gala-zaal met de menschen.
Schrijf je eens; dat is nog eens een afleiding bij al 't stilzitten.
t.t.
Jan