C.W.H. Verster van Wulvenhorst aan Willem Witsen
Plaats: Bussum |
Datum: 27 januari 1899 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Bussum
Villa ‘Parkzicht’
27 Jan. '99
Vertrouwelijk.
Geachte Heer Witsen,
Misschien vind U 't vreemd van mij, die U persoonlijk bijna niet kent, een schrijven te ontvangen, doch spoedig zal U blijken waarom ik U even een woordje zend.
Het is U wellicht bekend, dat ik hier op Villa ‘Parkzicht’ sedert Mei 98 een kamer bewoon naast die van Willem Kloos. - Wij kunnen het goed samen vinden, en ik houd van mijn kant veel van hem. Ook is mij uwe genegenheid voor hem bekend.
Nu heeft hij gisteren een voor hem hoogst treurige tijding ontvangen, en ik weet, dat hij U daarover zal schrijven.
[1:2]
Van Mevr. Versluys heeft hij n.l. gehoord, dat hij in de toekomst niets meer te wachten heeft van een intiemere verhouding met een ook U bekend meisje, en die mededeeling heeft hem zwaar geschokt. Van mijn kant heb ik getracht hem zoo goed mogelijk te troosten en moed in te spreken, doch ik vermag natuurlijk niet veel. Ik ben een lange wandeling met hem gaan doen, heb wat schaak gespeeld, en veel met hem over een en ander vertrouwelijk gesproken, gisteren.
Toch geloof ik, dat een brief aan hem, van een goed vrind als U voor hem zijt en blijft, veel goed zou doen, en deel ik U daarom het bewuste feit mede.
Het beste was m.i. stellig, als hij eens voor eenige dagen op reis, of in een andere omgeving kan doorbrengen,
[1:3]
doch ik zie daartoe geen kans, en weet niet welken weg in te slaan.
Zijn plan is Zondag nog eens naar Mevrouw Versluys te gaan, en heb ik hem dat sterk aangeraden. - Hij hoort dan vermoedelijk precies wat hij weten wil, en moet kennen voor de toekomst.
Vergeef mijn vrijpostigheid dus, en houd U verzekerd, dat ik U alléén schreef, omdat ik vast geloof dat een sympathiek schrijven van uw kant hem thans veel zal sterken.
U behoeft niet te vermelden, dat U de tijding van mij ontving, - van dit schrijven weet hij natuurlijk niets.
Geloof mij na vriendschappelijke groeten
Hoogachtend, Uw u toeg.
C.W.H. Verster.