Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: [? oktober 1899] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Zaterdagavond
Beste Wim, ik ben nu met het gewone werk zoover dat ik in 't gemeen wat dat betreft 's avonds geen werk heb. Echter is er nu een werkje voor mij op te knappen gekomen, waaraan ik enkele maanden elken dag bezigheid zal vinden. Daarom komt er van schrijven niets. Maar jij wil me wel eens schrijven hè, want ik hoor of zie niets. Mijn loisir is zoowat elken dag van 6 - tot 7 en dan speel ik wat met Jantje, die een dolleman wordt. Je moet Nol eens zeggen, dat ik hem heel dankbaar ben voor zijn brief, maar dat ik hem, nu ik 't te druk heb om in A. te komen zeker eens hier had verwacht en nog verwacht. Ik vind 't bar jammer, dat ik van niets merk dan van den rechten weg naar kt en van den herfst buiten niets zie. Ik heb op mijn schrijftafel photo's gezet o.a. van Nol en een vers van Hein tegen den muur gehangen en zit nu maar te peuteren, wachtende tot
[1:2]
het verleden weer zal opdoemen. Marie en ik zien elken brieven besteller in den schemer en 's morgens bij 't ontbijt van uit de achterkamer aankomen en weer voorbij gaan zonder nieuws voor ons. Als je dus even tijd hebt, schrijf gauw. Verleden Zondag heb ik in de Israeliet zitten lezen. Tot mijn spijt is 't daarbij gebleven; wat is dàt een mooi boek. Je etsen zijn Zondagsmiddag eene verrukking voor mijne oogen.
Schrijf nu eens gauw en zeg Nol, dat ik hem op de affiche tegen morgenavond vermeld heb gezien en hem als een verren vriend, ‘die mij onmogelijk in den Haag kan komen opzoeken’, in stilte gegroet heb.
Hartelijke groeten, ook aan B. De Groeten van Mary
t.t.
Jan