Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: Amsterdam |
Datum: 30 december 1897 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1020 |
[1:1]
[briefhoofd Hotel Amsterdam, Amsterdam]
Amsterdam 30 dec. 1897
Donderdag morgen
Ik had gehoopt gisteren avond of van morgen iets van je te hooren lieve Beb, maar er is niets gekomen. Nu ga ik je toch maar even schrijven omdat 't zoo goed gaat met Duimpie en je dat wel zult willen weten. Timmer zei: ben je nog altijd invalide? Ik zou nu maar 's 'n paar makkelijke handschoenen koopen en m'n jas gewoon aantrekken en die duim zooveel mogelijk bewegen. Hij zal nog wel heelemaal te recht komen als 't wat mee loopt!
En daar zit ik nu met 'n handschoen aan en loop niet meer in dien band beweeg m'n arm en hand vrijer en
[1:2]
verbeeld me dat 't al veel beter gaat. In ieder geval -, en dat is voor Beb ook nog wel van belang - in ieder geval heb 'k mij van morgen heelemaal alleen aangekleed en netjes! Ook de twee handen weer gewasschen! 't Is 'n heerlijk gevoel die machteloosheid weg te voelen gaan, al is 't langzaam. Dinsdag middag ben ik ontboden op 't Rokin, telefonisch, en daar waren Dijs en Willy, allebei dik en blozend, - de laatste alleen te dik en te blozend naar mijn idée. Ze dejeuneerden bij Groesbeek met Eilers. Dijs wou 's komen op 'n Zondag - alleen. Willy vroeg erg naar je en naar de jongens en naar
[1:3]
alles, zelfs naar de meiden.. Dien middag op 't Spui kwam de oude heer; zoo aardig en belangstellend hij wist dat ik dien dag in de stad kwam. 's Avonds bij Georges gegeten en later Hein en Jan ontmoet. Mies was in Zutfen om 'n luier mand aan te schaffen! Volgenden ochtend ben ik met Jan meê gegaan - ik kon met 't regenachtig weêr toch niet voort aan mijn teekening op 't Spui - en 's middags naar Haarlem - ik wou met Han 's afspreken wanneer Greta kon komen de volgende week - en daar 'n beetje gewandeld met Han en Greta en Zus, 'n logéetje. Ze wilden met alle geweld dat ik bleef eten en 's avonds meê naar de Lohengrin en zelfs slapen - maar ik dacht laat ik dat nou niet doen want dat vindt Beb niet prettig, zulke dingen
[1:4]
en toen ben ik alleen gaan eten op de markt en op m'n eigen houtje naar den Lohengrin, die 'k nooit gezien of gehoord had - en heb ik ze niet meer gezien dan even bij 't uitgaan toen ik naar den trein moest. Die wandeling naar Meerenberg (met geweldigen wind) heeft me vreeselijk doen verlangen om weer 's met je in de duinen te wandelen en te probeeren of ik nu er wat van maken kan! Wat is 't daar toch mooi, mijn lieve vrouwtje. Gaan wij daar gauw nog eens heen? Als je in Noordwijk bent bijvoorbeeld? De dingen breng ik meê, morgen middag - kom je me halen (met Gerrit voor mijn tasch) of zend je mij 'n rijtuig?
Dag lief, tot morgen. Veel zoentjes, ook voor lieve Pammy en kleine zoete Erik, dag,
je
Pim.