Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [21 december 1897?] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 990 |
[1:1]
[briefhoofd Hotel Amsterdam, Amsterdam]
Dinsdag morgen
Ik werd van nacht in stik donker wakker en dacht toen aan mijn lieve vrouwtje en of ze weer maag krampen had of rustig sliep. Ik hoop 't maar. Lieve Beb, heb je de sardientjes gekregen en 't potje pâté? En heeft Jan al visch gezonden? Laat die haas nu niet te lang in den kelder hangen! Als je nu eens wilt weten hoe 'n weemoedige jongen jouw Pim is dan moet je 's kijken in 't ochtendblad van de Telegraaf van gisteren. Die Canter is wezenlijk vermakelijk!
Maar die schoone slaapster die 'k benader, waar blijft die? En wat zeg je van die monumentale weêmoed? Bewaar die courant goed, ik zal 't laten omlijsten.
[1:2]
Maar er staan toch 'n paar goede opmerkingen in. Nol is erg ziek hij moet geopereerd aan z'n keel. Er zijn nog weer meer etsen verkocht en waarschijnlijk nog drie teekeningen. Eén, de Nieuwmarkt, aan Zijn Excellentie den minister van Financiën. Maar hij heeft 50 gl. afgedongen, die Financier, maar daar komen de Heeren niet in! Met de etsen is Groesbeek er al uit - ruim zelfs - alles wat nu komt is zuivere winst, dat doet me zoo'n plezier. Nu lief, ik moet aan 't werk. Ik schrijf nog voor Vrijdag.
Zoentjes voor Beb, Pam en Erik van
Pim Vafie