Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: Ede |
Datum: 22 februari 1897 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1014 |
[1:1]
Ede 22 febr. 1897
Van morgen heb ik je briefkaart gekregen lieve Beb en nu ga 'k je 's eventjes schrijven hoe 't gegaan is met de kleine mannetjes. Van nacht om half drie werd 'k wakker door Erik die nog niet huilde maar woelde en [knus[?]terde. Ik heb hem toen eventjes laten liggen om te zien wat hij wilde, maar hij begon al gauw te huilen en toen heb 'k hem bij mij genomen op mijn schoot, zooals 'k Beb zoo dikwijls heb zien doen - en toen heb 'k hem z'n luiertjes af gedaan, hij was zoo klets! En hij had de grootste schik - hij vond 't niets vreemd dat Vafie hem hielp - veel minder vreemd
[1:2]
dan Vafie; want die dacht nu zal 't moeten blijken dat je 't kan en dat je 't goed kunt klaarspelen met alles. Toen heb 'k 't wel langzaam maar heel goed gedaan: Cor zei van morgen dat alles precies zat zooals 't hoorde. En Erikje vond 't ook goed want hij heeft niets geprutteld, heeft met erg veel genoegen en grapjes onderwijl z'n flesch gedronken die Vafie bereids gemaakt had en is weer zoet gaan slapen. En Pam is er niet wakker van geworden. Die zei gisteren avond toen 'k op de kamer kwam, heel zacht: ‘Vafie’, en toen lag hij heel lief te kijken en bedoelde zeker
[1:3]
alleen maar dat hij bij Vafie sliep en of Vafie 't wel wist, - gisteren middag toen we wandelden, Martha, Guus en ik, heb 'k hem meê genomen in 't Rolwagentje - maar 't woei zoo verschrikkelijk en juist op den Arnhemschen weg dat we gauw zijn teruggegaan. Maar toen hadden we den wind tegen en waaide Pam z'n muts af, z'n mooie nieuwe gele Turksche muts. Dat vond hij niets prettig naar 't scheen en toen was z'n plezier uit. Hij zei toen: Vafie, naar Cor toe, en ging 'n beetje jammeren. En later Vafie doen. Vafie doen, Vafie doén, en toen begreep 'k dat Vafie de muts moest vasthouden en toen was 't goed. - Maar hij was 'n beetje van streek
[1:4]
en die Guus die er aldoor bij kwam staan totdat 'k zei: Guus, loop jij maar even door; - maar thuis was alles dadelijk weer in orde en heeft hij het met veel plezier aan Cor verteld. 't Is zoo gek hoe hij gelijkenis ziet van Martha met Moefie. Hij noemt haar nu ook maar tante Moefie; - en schalks zegt hij soms op Martha wijzende: Moefie en daar dadelijk op met geweldige overtuiging: Moefie niet. Maar dat eerste oogenblik dat Martha kwam dacht hij dat 't Moefie was en toen viel 't hem tegen toen 't 'n tante was en is hij 'n beetje gaan huilen. Maar nu zit hij weer met haar en Guus in de eetkamer en heeft de grootste pret. Zij kent 't versje heelemaal van Ei z[ie/ei[?] die enz. Guus is ook heel aardig met hem en teekent voor hem en bedenkt allerlei grapjes. - Hoe is 't nu geweest, 't diner? prettig? Ik heb aan je gedacht mijn lief vrouwtje. Wanneer kom je terug? Schrijf het bij tijds, n.l. als je dezen krijgt - dan kom 'k weer in Arnhem.
Dag lief