[1897]
Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [voorjaar 1897?] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 926 |
[1:1]
[briefhoofd Van Wisselingh & Co., Amsterdam]
Dinsdagmorgen
Je wou nu wel 'n prettigen langen brief hebben van je Pim maar daar kan weer niets van komen; ik zit hier niet rustig genoeg en er wordt zooveel om me heen gepraat. Ik wou wel dat ik thuis was met dat heerlijke weer, het ziet er in de lucht zoo lekker uit, dat zonnige blauw doet zooveel wenschen en ik mis hier zoo veel. Ik heb telkens 'n gevoel of 'k 't niet zal uithouden en toch zou 't onverstandig zijn weg te loopen want er is zoo veel dat gedaan moet worden, en vlug. Als ik nu niets van Bauer hoor blijf ik de heele week en de heele volgende thuis; dat is voor 't werk veel beter dan telkens zoo'n paar dagen. Maar 't drukken gaat niet voor de wind, de platen zijn vol verdroogde drukinkt die er eerst uit moet maar hoe weet niemand. Ik heb gisteren maar twee goeie proeven gemaakt; dat is zoo ontmoedigend en dat maakt me zoo moe. Gisteren avond ben ik naar de Hamlet geweest gespeeld door Engelschen dat was heel mooi; ik was met Hein. Ik heb niets boven aan gezet omdat Georges aldoor loopt te kijken en Eilers zit aan den overkant en als er dan staat 'lieve vrouwtje' of ‘mijn lieve Beb’ of dergelijke dingen dat valt zoo in 't oog. Dag lief moefie, zit je nu bij je lieve jongetjes of loop je in den tuin, 'k wou maar dat ik bij je was. Schrijf je eens aan Pim?
Geef dien zoeten Pam en dat kleine lieve ding zoentjes van Vafie, dag moef, dag Beb
je
P.