Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: IJmuiden |
Datum: 23 november [1896] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
IJmuiden 23 Nov.
Mijn beste Willem, je hebt mij zoo'n genoegelijk paar dagen verschaft, ik wou je nu omgekeerd een pleizier doen, zoo gering het zij. Ik zend je daarom het stuk. Er is iets in wat mij tot nog toe niet mogelijk is te vermijden, het gevolg van te sterk zien sommige onbelangrijke persoonlijke dingen. Daarom is het, zooals het daar is, niet geplaatst. Maar dat zal je niet beletten, wat er moois in zij, te genieten. Berg het daarna maar eens op.
Aan Oedipus denk ik nog dikwijls. Maar heel vriendelijk is mij de herinnering aan ons samenzijn onder een grokje bij Adrian. Dat zoo stil mij laten gaan, zooals ik zijn moet en mij zachtelijk aan te hooren, waar ik mij over geef aan mijn barokke praatjes, mijn maatschappelijke overwegingen en mijn neiging van
[1:2]
zorgelijk te zijn altijd oogenschijnlijk 3 verschillendheden, heeft mij veel goed gedaan. Wij zijn allen één voor één anders, alleen is 't zoo pleizierig als elk zich kan uitspreken, zóó als hij is.
Wanneer je nu van de week in A. komt, dan kan ik zonder te overdrijven van niemand hulp vragen voor de noodige vrijheid om je daar te zien. En dat, omdat ik het zelfde Zondag moet vragen voor mijn afspraak met v. Deyssel. Daarbij is het van de week een heel voorzichtig-te-leven week, wil ik nog te Baarn arriveeren, want onverwacht eischt een groote reparatie aan mijn schoenen een onvoorziene greep in mijn tasch. Mocht de lust en de tijd er zijn, bezoek mij dan te IJmuiden (ik ben altijd tot 3.30n vrij, vanaf den vorigen avond 11.30n). Kan dit niet, dan gaan wij ons zoo spoedig mogelijk na Sint Niklaas beiden in de arena meten. De commissie aan Nol had ik bijna vergeten, maar is toch in goede orde uitgevoerd.
t.t.
Jan
P.S. Rössingh heeft heel grappig Mauzie een pluim op den hoed gestoken.