Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [IJmuiden] |
Datum: [? september 1896] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Vrijdag
Beste Wim, wat heb je mij een groot genoegen gedaan met mij hier te bezoeken. Het is weer zoo heerlijk pleizierig voor mijn gevoel geweest, als vroeger weer eens een dag met je geslenterd te hebben. Ik heb als een algemeen gevoel van diep-liggende voldaanheid er van gehoûen. Je moet vooral volgende week terug komen en nog dikwijls je bezoek herhalen. Ik ben in den laatsten tijd dikwijls zoo bang, zoo bang geweest, als je zoo ver van me afraakte en dat gevoel bleef ik in den laatsten tijd óók houen in Amsterdam, al zag ik je daar in den kring. Maar ik merk nu al den heelen dag, dat je komen waar ik alleen woon, 't in-eens
[1:2]
heeft weggevaagd. Wat was je weer deftig van daag. Dat doet me altijd zoo'n bizonder genoegen. Er gaat dan zoo'n bizonderen charme van sterkte van je uit. Ik vind 't dan altijd zoo heerlijk als ik naast je loop; ik ben dan altijd een beetje trotsch op je. Maar dàt had ik in Amsterdam ook. Het is iets speciaals (ik bedoel wat òp-valt) in je. Nol is meer soliede om te zien en van uitzicht meer trotsch dan deftig. Dat van jou is ook minder deftig- dan prachtigheid, als een zwarte merrie met een mooie huid. Deftig is starder. Hein is 't niet. Hein zijn verschijning hangt af van 't belang dat hij in de dingen stelt. Bij burgermenschen,
[1:3]
op visites (bij mijn broer b.v.) imponeert hij omdat hij dan niets te voelen heeft; als hij geëmotioneerd raakt helpt in eens de mooiste boord niet meer en evenmin helpen de beste kleeren. Hier in IJmuiden, waar de zee hem bezit, ben ik altijd bang, òf, dat zijn hoed hem over zijn ooren zal glijen, òf dat zijn broek hem van boven in zijn hals zal komen, of dat hij in-eens (comble van incorrectie) uit elkaar spatten zal.
Nu, Wim, schrijf je me als de hemden niet gelukt zijn; stuur je lievie het miniatuurtje.
Dag Wim de groeten aan Betsy. Dag
je
Jan