Arnold Paul Constant Ising aan Willem Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 2 januari 1894 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amst. 2 Januari 94
Beste Wim,
Mijn beste wenschen vergezellen jou en Betsy in het nieuwe jaar.
Stumpff vertelde mij dat hij Lid van den Raad v. Beh. werd met behoud van zijn tractement: f 5000. Van Kesteren wordt Directeur Gérant voor f 2500. Mr. Van Loghem (Fiore della Neve godverdomme!) wordt de letterkundige in den Raad voor f 2500. Stumpff wou mij ook wel in de administratie houden en zocht daarvoor een vorm. Heel minzaam! -- Maar de ‘hoofdzaak’ zou weer voor mij worden comédiespelen, omdat Spoor
[1:2]
niet goed meer wordt gevonden. Zoo zou ik dan een f 2500 kunnen krijgen, maar de Raad weet, volgens Stumpff, nog niets van dit plan. Het laatste zal hij, vermoed ik, liegen, want Schimmel kan toch niet denken dat ik in Peking woon.
Enfin - dan kom ik van het gesecretaris wat los. Die malle directie, die met den regisseur mee f 14.000 zal kosten, kan toch niet blijven bestaan, en ik zal mijn pruiken wel weer op mijn kop zetten. Wat denk jij er van? Nu ik in zes jaar bijna niet gespeeld heb, vinden ze mij een acteur, die f 2500 verdienen kan!
Breitner zegt dat hij zelf wel vergrootingen zal maken. Volgens hem is het portret
[1:3]
van Mesquita geén vergrooting, maar wat ver-af genomen in een zeer groot toestel. Nu, Wim, dat had hij!
Van Frans kreeg ik plotseling een brief uit Heerlen. Hij is ‘groote looper’ geworden en marcheert dikwijls zes uren per dag. De wereld vindt hij een groote ‘blague’, en hij moet in afzondering leven, zoolang hij geen geld en geen betrekking heeft - maar hij is tevreden. Ik zond hem dadelijk een grooten brief.
Zaterdag middag ben ik tot half acht bij de jongens geweest - maar die vervloekte Van Hoorn kwam weer. Die man pikt tegen de ruiten, en komt maar uit een akelig
[1:4]
soort nieuwsgierigheid. Op alles wat Willem zei, antwoordde hij: ‘Dat geloof ik wel!’, en hij vroeg Willem om een vers te lezen. Willem wou het doen, maar vergat het weer en dan maakte de dokter een affreus uitnoodigend handgebaar, waar W. niets van zag. Toen zei hij gelukkig: ‘ik kan het nu niet lezen’.
Oudejaarsdag ging ik in Den Haag eten en kwam met den laatsten trein terug omdat de oudelui vroeg naar bed gaan. Ik dacht aan je revolver, Wim, van verleden jaar. Poes was ziek en Mina was er geheel van overstuur. Ik ben bang dat hij sterft.
Groet Betsy hartelijk.
Je
Nol