Pieter J. Tideman aan Willem Witsen en Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Sloterdijk] |
Datum: [± 20-27 mei 1894] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Lieve Betsy en Wim,
Je brief heeft ons zooveel goed gedaan, dat ik je terug wil schrijven zoo gauw mogelijk, ik heb eigenlijk niets te zeggen dan dat ik niet begrijp waaraan wij zooveel vriendschap van je hebben verdiend. Betsy is heel bedroefd, dat zij haar kindje niet mag zien, maar heeft goeden moed, en zal zich wel flink houden. Zij is heel gezond en heeft gelukkig nog geen koorts gehad.
Bij ons is gekomen en gebleven Lucie Broedelet, ons heel huis gaat nu veranderen, daar
[1:2]
komt een vriendelijke gang in het moeilijkste.
Ikzelf blijf een kamp-hart van een God en duivel, en de zorg voor mijne vrouw en mijn ongelukkig kind maakt mij nu wel zachter en zachter. Het is dan ook alles goed zooals het gaat.
Wil Betsy Betsje nog eens schrijven? Zij vind het zoo heerlijk. Ikzelf Wim, zou je graag zien, maar ik ben voor iedereen gesloten en ben al zoo gelukkig geheel op je vriendschap te kunnen rekenen.
Ik wilde eerst, toen dit gebeurd was, allen van mij stooten om hunszelfs wil, want ik weet niet of ik dit reeële en dagelijksch verdriet zoo kan maken dat ik anderen wat geef, maar je kwaamt beiden en Willem en Hein en Jan en gaaft me je vriendschap nog meer dan
[1:3]
te voren - ik kan er niet aan twijfelen, dat is een puur licht van buiten als het in mijzelve somberder wordt. Dit begint nu een belangrijke stoet van menschen te worden, die innig veel om elkander geven.
Alle droefenis behoort toch maar bij de voorbereidselen van het Leven, en dat wij ons verdiepen in elkanders verdriet kan ons alleen later samen doen gaan.
Blijf mij dan ook je vriendschap geven, de mijne behoort je.
Nu besten gegroet
je vriend
Pet
P.T
Je moet eens een tweede naam voor mij bedenken. Ik copiëer deze brieven dat Batze ze later lezen kan.