Elizabeth van Vloten aan Willem Witsen
Plaats: Ruurloo |
Datum: 19 augustus 1891 |
Verblijfplaats: UvA, UB, XXX A 46, 1181A |
[1:1]
Ruurloo
19 Augustus 1891
Mijn eigen geliefde jongen, lieve beste Pimmy heb je vandaag zoo gewerkt, gisteren eigenlijk dat ik den heelen dag geen brief heb gekregen? Ja mijn jongen is dat de oorzaak? - O Pimmy ze maken zoo'n leven beneden in de gelagkamer en ik hoor ze thuis verlaten maar de stemmen die van den weg af te hooren zijn klinken nog duidelijker naar boven, zoo'n leelijken zang - 't schijnt gelukkig meer en meer af te trekken. 't Is hier vandaag kermis en er is heel wat van 't boeren-volk hier saâm gekomen. De Kroontjes zijn ook geweest, ik kan er niet logeeren, ze kregen juist dan twee andere logées, 't huis te boorden toe vol - 't spijt me geducht want ik voel zoo dat ik 't noodig heb de laatste dagen, vooral van daag - maar in ieder geval komt nu Lei
[1:2]
Kroon Maandag, ze had veel lust. Saturdag gaat Martha en familie weg. 't Komt me voor dat de Kroontjes niet van harte voór Freê kunnen zijn en dat hij ze zoo veel mogelijk ontweek. We hebben van middag een mooie wandeling gemaakt, zij en Martha en ik, 't was op die wandeling heel prettig. Ik begin Martha's doen toch ook weêr een beetje te vreezen, kan er ten minste genoeg van voelen en voor haar voelen om er naar van te worden, 't is dus maar goed (van 't weggaan Sat.). Freê komt ook zoo vreeselijk uit en geeft wat hij geeft als gunst - en tegen de Lomans zoo ijdeltuitig. Vergeef me Pimmy nu houd ik je weêr zoo met hem bezig maar al die dingen hangen zoo samen. Mijn lieve Pimmy