Willem Witsen aan Elizabeth van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [23 april 1891] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1153 |
[1:1]
Donderdag morgen.
'n Heel kort briefje, mijn heele lieve Beb. Hein is van ochtend al heel vroeg gekomen om elf uur en nu is 't eén uur, 'k heb gewerkt aan z'n kop, maar hij zit aldoor te slapen en nu gaat 't niet goed - nu moet 'k dadelijk even eieren bakken en thee zetten - 't water staat òp - en dan hoop 'k dat Hein meer wakker zijn zal - die dames hebben we niet meer gezien - gelukkig - dat boek heb 'k al in gelezen - 'k begrijp nog niet waarom 'k 't lezen moet - 't is wel over 'n schilder en misschien moet 't nog komen. Beb, kom je nu morgen heel vroeg? - 'k Zal Hein niet laten komen, dan ga 'k aan m'n teekeningen en dan zijn we prettiger samen, hè Bebpy? - Dit is wel 'n
[1:2]
erg kort briefje - Hein, kookt 't water nog niet? - Neen zeit Hein. - Hij loopt te lezen. - Nu gaat hij thee zetten - en kan ik nog even doorschrijven. Lieve Beb hoe was 't gisteren in Leiden? Heb je gisteren avond mijn briefje nog gekregen? - 'k Heb gisteren niet meer gewerkt - 'k ben begonnen te lezen en toen maar doorgelezen. De jongens vond 'k bij 't eten. - Ik was er om zeven uur, 'n half uur te vroeg zei de juffrouw. Toen heb 'k zitten wachten, lezende. Fons kwam meê, maar die is van ochtend weer weg gegaan naar den Bosch. Bebpy, 't was gisteren zoo koud! - Hoe was de hoofdpijn - Is Beb's lieve hoofje vandaag beter? 't Ziet er zoo mooi zonnig uit.
[1:3]
Beb m'n kindje nu moet 'k gaan bakken en dan hard werken, - 't ziet er uit, 't portret, of er niets van terecht komt.
Dag mijn lieve lieve Beb, mijn Bebpy, tot morgen? Heerlijk Beb, kom toch,
je
Pim.