Willem Witsen aan Frederik van Eeden
Plaats: Londen |
Datum: 3 februari 1889 |
Verblijfplaats: UBA, XXIV C 90, Witsen5 |
[1:1]
Londen 3 febr. '89.
't Zou je, beste Free, misschien onaangenaam zijn als 'k je laatsten brief uitvoerig ging beantwoorden. De eerste dagen heeft hij mij heelemaal uit m'n doen gebracht en 'k moest aldoor er aan denken, denken aan die heele zaak, zooals 't gegaan is alles, en aan de vervelende verhouding die er uit voort is gekomen; voor jou in 't bijzonder... En toen schreef 'k niet terug omdat 'k voelde dat 'k zoo veel zou zeggen, zoo àlles wat 'k dacht en vond en 'k toch niet wist of 't goed was dàt te denken en te vinden. Maar nu 't bijna drie weken geleden
[1:2]
is en 'k je brief weêr na gelezen heb en je nu schrijven wil omdat je anders m'n stilzwijgen misschien niet zou begrijpen - wil 'k je in de eerste plaats zeggen, Free, dat 'k geloof dat 'k je stemming goed begrepen heb en dat 'k vreeselijk blij ben met dien brief in zoo verre dat 'k er 'n groot vertrouwen in vin. En, ja - 'k geloof dat je gelijk hebt met te zeggen dat mìjn verhouding tegenover Albert lijkt op de jouwe; - 'k zou zoo vreeselijk graag vergeten wat er gebeurd is, - 'k zou zoo graag òngelijk erkennen als 'k niet die overtuiging had, - die eigen ondervinding waar Martha van spreekt, - die m'n heerlijk warme bewonderende vriendschapsgevoel voor Albert dood-smoort. Ja, 't ìs waar wat Martha zegt en jij ook zegt dat we veel meê zijn gegaan met
[1:3]
Kloos z'n oordeel, èn in bewondering èn in afkeuring. Maar noch 't een noch 't ander had kùnnen gebeuren als 't niet wàar geweest was. O 'k kan zoo goed begrijpen van Martha dat ze zegt dat Albert altijd zoo hartelijk en goed en lief voor haar geweest is. - Maar dan dat àndere, dat leelijke waar jij over schrijft en wat 'k zoo goed voel omdat 'k hem ook zoo leelijk gezien heb; - en dan die verzen? En sints Albert zelf me geforceerd heeft en 'k van dubbelhartigheid verdacht werd, - weet ik dat 't zóo moet zijn, als 't is, en niet anders.
En nu geloof 'k dat 'k er alweer langer over geschreven heb dan noodig was.
Alleen nog dit: 'k dank je voor je brief en wees overtuigd van m'n discretie: als 'k jou schrijf, schrijf 'k 'm ook niet voor
[1:4]
'n ander.
Ik heb 't hier heel stil - en 'k ben tevreden in die stilte. Niemand schrijft me - ook van Willem hoor 'k niets. Kobus, die beloofd had 's hier te zullen komen, laat me ook in den steek. - Ik werk gedurig en ben tevreden. - Ik heb dikwijls buien van groote moedeloosheid met mezelven, maar 'k zoek tevredenheid in m'n werk en in mezelf omdat 'k overtuigd ben dat 't leven goed is, zooàls 't is en 'k alles te wijten heb aan mezelven. Maar 'k weet niet of 'k dat overmorgen nòg zal vinden. - Soms ga 'k schaken met mr. Kapteyn, maar 'k mis iemand waar 'k mee praten kan over alles wat mìjn leven is. En 'k kan jullie dichters benijden die zoo alles zeggen kunnen en fluisteren en uitschreeuwen wat hùn leven is. Maar àls 'k 't kon zou 'k 't toch niet doen geloof 'k, - nee
[2:5]
liever stilte en voor mezelf. - 't Schijnt zoo moeielijk voor de menschen om niet de realiteit te willen weten die achter 'n vers is, - en dat zou me irriteeren.
Nee, Free, om nog 's even 'n ouwe koei uit de sloot te halen: dat 'k 'n oogenblik gedacht heb dat je boos op me waart - naar aanleiding van je niet-schrijven - was dat 'k niet wist hoe je dat briefje opgevat hadt, dat 'k aan Willem schreef toen hij weer in Holland was. Denkende aan ons gesprek van 'n paar dagen voor 'k hier heen ging - bij jou - over Willem, vreesde 'k dat je 't niet aardig van me vond dat 'k W. niet langer bij me woû logeeren. Nog 's over dien tijd spreken zal 'k niet doen. Alleen wil 'k je eenvoudig-weg zeggen dat 'k 't niet langer kòn uithouden. Enfin - zooals alles toen ging in Holland was 'k trouwens overtuigd
[2:6]
dat W. niet beter doen kon dan terug gaan; - daarom ried 'k 't 'm aan, - En 't schijnt goed te gaan?
Van Veth heb 'k nooit meer gehoord nà dat briefje. Zou 'k hem beleedigd hebben door te zeggen dat hij van mìjn leven niets weet? - De zoogenaamde vriendschap van de meeste dier heeren schijnt weinig soliede: ze kan niet tegen 'n stootje.
Veel hartelijke groeten aan Martha, 'k hoop gauw 's iets van je te hooren. Is de N.G. nog niet uit?
'n Hand van
je vriend
Willem.
Dank je ook zeer voor 't portretje van Hans.