Willem Witsen aan August Allebé
Plaats: Londen |
Datum: 25 december 1888 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
11 Camden Park Road
Camden Square London N.W.
25 dec. '88.
Ik zou wenschen, Hoog geachte Heer, U op een niet banale wijze te bedanken voor uw welwillende introductie bij den Heer Tadema. Door verschillende omstandigheden was 'k verhinderd - 'k heb o.a. gedurende twee weken m'n bed en kamer moeten houden - eerder gebruik te maken van de gelegenheid om kennis te maken met een zoo groot kunstenaar en aangenaam mensch. - Toen ik voor 'n paar weken geleden de Grove End Road gevonden had, en, de nummers volgende, voor no 17 kwam, ben ik - 'k maak
[1:2]
excuses voor 't belachelijke - vier, vijf malen voorbij geloopen - eerst aan dezen, dan aan genen kant van de straat - vóor 'k dorst bellen aan de poort van de hooge muur, achter welke, boven de zwart-groene bladeren massaas van laurier- en misschien andere zuidelijke boomen, - 'k een huis zag - groot als 'n paleis - van 'n zeer origineel gecomponeerde bouworde - dat door z'n sterk persoonlijk cachet, me dadelijk denken deed aan 't mij bekende werk van den hoogbegaafden bewoner. Maar toen 'k weer langs de poort kwam, - om mezelf den terugweg af te snijden - was 't de schuld niet van m'n dùbbel-ik? - ìk althans kon 't niet helpen - trok 'k aan de bel - affreus in de war door m'n stoutmoedigheid en 't deftige sonore metaal geluid van 'n koperen schel, -
[1:3]
onmogelijke pogingen aanwendende om 'n onverschillig gezicht te zetten; terwijl 't me 'n heeleboel inspanning koste, me te herinneren wàt 'k eigenlijk in 't engelsch vragen moest. Evenwel, een maal uit m'n benauwde fantasieën door m'n eìgen stem en die van 'n heel beleefd en - nog meer - àardig dienstmeisje, was 'k uiterlijk heel kalm, hoewel altijd 'n beetje verlegen - toen, nadat ik eenigen tijd gewacht had in 'n omgeving waarvan 'k later de impressie had van wit marmer en koper, geschilderde paneelen en oud-hollandsche kussens met geborduurde wapens, - tegenover 'n serre met heerlijk hooge, enorm rijke planten in 'n frische zoele temperatuur; - toen Mevrouw Tadema zich zèlve de moeite gaf mij te komen zeggen ‘que son mari serait
[1:4]
enchanté de me recevoir, lundi entre trois et six heures.’
De daarop volgende Maandag was 'k ongesteld en zond 'k m'n excuses aan den Heer Tadema; waarop 'k 'n zeer joviaal antwoord ontving. En zoo is 't gekomen, hooggeachte Heer, dat 'k, na meer dan twee maanden in Londen te zijn geweest - pas gisteren middag de vruchten heb kunnen genieten van uw welwillendheid. De Heer Tadema heeft me zeer vriendelijk ontvangen en zich de moeite gegeven mij 'n groot gedeelte van zijn huis te laten zien, waar alles mij frappeerde door een zeer superieuren smaak. De heer Tadema vertelde me dat er geen ornament in zijn huis is wat hij niet zelf ontworpen en geteekend heeft. Mij dunkt de heele conceptie 'n merveille; en de uitvoering grenst aan 't miraculeuze. Het is àf als een van zijn schilderijen, in al de
[2:5]
rijke combinatiën van marmer en metalen, kostbare stoffen en zeldzame steen soorten. Voor 't eerst van m'n leven ben ik in de gelegenheid geweest de realisatie te zien van 'n illusie zooals veel kunstenaars moeten hebben. Maar mij dunkt voor 't bewonen van zoo'n huis een bizondere persoonlijkheid noodig - terwijl ik voor mij zelf - als ik me permetteeren mag dit te zeggen - me er zeer weinig op mijn plaats zou gevoelen.
Hoewel de heer Tadema mij in enkele opzichten aan U deed denken, - en ik de eer had voorgesteld te worden aan Mevrouw Tadema en haar dochter - was 'k toch zeer op m'n gemak en weinig geïntimideerd. Meer dan een uur heb 'k met veel genoegen geluisterd naar de zeer onderhoudende conversatie van den Heer Tadema over zijn werken, zijn reizen
[2:6]
zijn opinies, etc; en toen ik afscheid nam heeft hij mij geanimeerd om nog eens terug te komen, van welke invitatie 'k stellig gebruik zal maken. En wanneer U mij wilt permetteeren nog meer over mezelven te schrijven zal ik hier bijvoegen dat tot nog toe 't verblijf in Londen me zeer goed bevalt; dat 'k al aardig in m'n werk begin te komen; dat ik me heel goed schikken kan in 't alleen zijn met m'n werk en m'n boeken: 'n alleenigheid die alleen afgebroken wordt - vergun me dat 'k er geen doekjes om wind - door bezoeken van 'n engelsch vriendinnetje uit 'n café chantant. In den beginne is, zooals U misschien weet, Kloos hier geweest, maar in 't belang van de N.G. is hij weer naar Holland terug gegaan.
Met m'n excuses dat 'k U nu pas geschreven heb - maar 'k wilde 't niet doen vóor m'n bezoek aan den Heer Tadema - en m'n beste wenschen in het toekomende jaar, blijf 'k, hooggeachte Heer met de meeste hoogachting,
uw zeer toegenegen
WillemWitsen