Willem Witsen aan Frederik van Eeden
Plaats: Londen |
Datum: 26 november 1888 |
Verblijfplaats: UBA, XXIV C 90, Witsen3 |
[1:1]
Londen 26 nov. '88.
Dat is 'n heel vervelend misverstand, beste Free, dat van Albert; heel onaangenaam voor mij omdat 't 'n scheeve verhouding geeft; en onaangenaam voor jou ook, omdat je niet meer weet hoe je 't hebt natuurlijk. Ik geloof wel dat 't m'n eigen schuld is. Eerst begreep 'k er ook niets van maar 'k heb Albert z'n brieven nagelezen en bedacht, precies, wat 'k hem geschreven heb; en nu kan 'k 't niet anders dan zóo verklaren: Albert zond me vóor z'n verzen 'n briefje waarin hij o.a. zei: ‘schrijf me wat, 'k bedoel niet over m'n verzen’. Gelijk met z'n verzen schreef hij 'n
[1:2]
briefje waarin hij 't inschrift in mijn exemplaar verklaarde en verder een en ander over z'n verzen schreef. - Ik heb de verzen weggelegd en tot nog toe niet gelezen. Ik zag daar tegen op en had 't misschien toch gelaten al hadt jij 't me niet afgeraden. Ik antwoordde Alb. toen niet. Maar later in verband met 'n briefje dat W. hem geschreven had om geld schreef hij mij 'n heel klein en koel briefje met verzoek W. f 25 te geven die hij (Alb.) nog van me kreeg. En op 't eind van dat zaakrijk briefje schreef hij: ‘'t wordt mij niet aangenaam gemaakt 't schrijven naar Londen.’ - Toen schrikte 'k ervan dat 'k hem niet geantwoord had en heb dat dadelijk
[1:3]
gedaan en in dien brief schreef 'k: ‘ik zal je niets schrijven over je verzen (ik zei natuurlijk niet dat 'k ze niet gelezen had) en 'k dank je wel, hoor je wel Albert, 'k dànk je wel voor 't exemplaar en dat inschrift’. Dit zal wel bijna letterlijk zijn wat 'k schreef, - in ieder geval niets anders; - en die nadruk op die dankbetuiging sloeg op 't inschrift en was opzettelijk omdat 'k 't zoo lang verzuimd had 'm te bedanken, - en 'k geen reden had om 't te laten. Want 'k voel veel voor Albert, al vind 'k 'm lang niet goed, - eerder slecht. Ik kan hem niet anders zien dan zooals 'k 'm gezien heb op dien nacht, op die lange wandeling door de donkere straten, toen hij zoo vreeselijk gepassioneerd sprak over W. en zichzelf. Toen heb 'k 'm voor 't eerst zoolang 'k 'm ken, begrepen; toen zag 'k al 't leelijke maar ook al 't groote en sterke in hem. Leelijk omdat 'k voelde dat hij àlles en iedereen zou trappen en op zij zou dringen, voor zichzelf. Leelijk door z'n monsterachtig egoïsme, z'n passie voor zich zelf waarin meteen z'n groote kracht zit. Ik vind Albert sterk als 'n rots en hard als 'n stuk ijzer. Maar 'k heb veel van hem gehouden - en als 'k een maal van iemand houd dan verandert dat zoo licht niet. Alb. is me tegen gevallen zooals al zoo vèel van wie 'k veel gehouden heb; - en daar kan 'k alleen verdriet van hebben, - verdriet om hém, en verdriet voor mezelven.
[2:4]
Ik heb verdriet gehad toen 'k gemerkt heb hoe vreeselijk Alb. me heeft voorgelogen op 'n avond bij Goes, toen hij me voor 't eerst, in proef de verzen van W. liet lezen, en 'k nog van niets wist.
Albert is door mij op 't oogenblik - voor mezelf - gezet bij de anderen met wie 'k goeie vrinden ben, maar die 'k niet meer vertrouw en voor wie m'n oude sympathie dood is.
Hij schreef me terug op m'n briefje: ‘'k dank je wel dat je me dànkt voor m'n verzen. Dat is 't liefste wat 'k daarvoor krijgen kan en meer dan het opgewonden geschetter van mijn bewonderaars en het eigenwijze geopinie van de kleinlingen en nijdassen.’ - Ik heb den moed niet gehad hem te zeggen dat hij zich vergist heeft en 'k zal 't nooit doen. - Z'n brief is van 10 nov.
[2:5]
en ik heb nog niet geantwoord. Er is veel in dien brief wat ik niet begrepen had; maar nu, vandaag, door een en ander wat je schrijft over de lui, in jouw brief, heb 'k 't begrepen. Trouwens je heelen brief deed me veel plezier. Maar waarom 'k soms psychiesch zoo beroerd ben beste Free, daarvoor zou 'k je m'n heele leven moeten vertellen; en dat is niet merkwaardiger dan van zooveel duizend anderen; en daarom zal 'k je daar niet lastig meê vallen.
W. is weer aan 't verzen maken en aan 't schrijven van 'n brief aan jou. Ik zal daarom dezen nog niet verzenden omdat je ze dan te gelijk krijgt en dan zou je misschien niet in 'n stemming zijn den mijnen te begrijpen door zìjn brief. - Ik heb je
[2:6]
nu geloof 'k, alles wat je noodig hadt te weten, eerlijk geschreven - hoewel 'k wel bang ben dat 'k onnauwkeurig gezegd heb wat 'k meen. W. zegt dikwijls dat 'k zoo onnauwkeurig ben, en verward en vaag me uitdruk. 't Zal wel zoo zijn want 'k heb 'n grooten hekel om te zeggen wat 'k voel. - Niet uit gebrek aan vertrouwen - maar èn omdat 'k 't voor 'n ander zoo onbelangrijk, èn omdat 'k niet geloof dat er een is die den ander heelemaal begrijpt zonder lang en open met mekaar te hebben omgegaan. En dan nòg. Ik heb m'n heele leven nog niets dan misverstanden gezien met de wanhopendste gevolgen. Is 't dan maar niet 't best zich af te zonderen en te leven in z'n eigen kringetje van mooiïgheid?
[2:7]
'K verdenk mezelf van groote sentimentaliteit op 't oogenblik, dus zeg 'k niets meer. - Ik zie W. veel in z'n haat, tegenwoordig en dat maakt me beroerd; 'k vind dat vers heerlijk mooi, maar 't sentiment houd 'k niet van. Nu is hij weer erg bang dat Alb. iets zal veranderen in z'n verzen of z'n kroniek - en àls Alb. dat deed, zou 't mìj ook niets verwonderen - wanneer hij er hatelijkheden in voelt. Maar ik heb hem gezegd dat jij daar wel voor zou zorgen. Van Hein kreeg 'k 'n briefje uit Italië dat hij een dezer dagen hier zou komen. Dat vindt W. erg prettig en ik ook.
Wil je alles wat 'k je schrijf maar voor je houden Free? Gèen van de vrienden heeft er iets mee noodig. Ik schrijf niemand en als 'k er toe kom schrijf 'k alleen dat wat 'k kwijt wil wezen.
Dag Free, groet Martha hartelijk.
t.t.
Willem