[1888]
Willem Johannes Theodorus Kloos aan Willem Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: [vóór 15 december 1888] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amsterdam, Kerkstraat 260.
Beste Wim, ik kan je nog geen definitief antwoord geven op je brief. Ik moet eerst nog eens een vergadering hebben met Fré en Goes. Alles gaat goed. Spoedig schrijf ik je meer, over zaken.
Wees zoo goed het handschrift van Gorter en den roman van v. Deyssel, met wat er verder aan brieven etc. voor mij mocht gekomen zijn naar hier te sturen, zoo gauw je kunt, s.v.p. vooral met dat handschrift heb ik haast. Die sigaren moet jij maar rooken, als het je ten minste waard is de customs erover te betalen. Laat ze anders maar verrekken.
Ze waren allemaal heel blij, dat ik kwam.
[1:2]
Ze beschouwen mij als een soort van st. Joris die den draak zal verslaan, of ook misschien als een aap, die de kastanjes uit het vuur moet halen. Nu 't is mij allebeî even goed, als ik maar alles gedaan krijg, wat ik wil, en dat doe ik.
Looy zijn sonnet wil hij mij niet laten lezen: ik weet alleen wat er in staat, nl., dat als V. doorgaat met zóó het leven te beschouwen, terwijl hij er toch eigenlijk niets van weet, het Leven zal eindigen met hem lam te slaan. Nu ik geloof dat het daar al meê bezig is.
Hein heeft nóg een sonnet gemaakt tegen V. sterker dan het vorigen.
Gorter's gedicht is bij brokken ten minste, glorieus: mooier, rijker en lichter dan Albert's vroegere werk, niet zoo gepassioneerd, maar voller, stampvol van fantasie. Een aardig staaltje van V.'s ijdelheid, dat Versluys mij vertelde. V. ging met zijn meisje naar Rotterdam, en verzocht toen aan Versluys om wat exemplaren van zijn verzen daarheen in commissie te sturen. ‘Dat zou zoo goed zijn, als het daar voor de winkelramen lag, terwijl hij in stad was.’
[1:3]
Dit is historisch, maar ongelooflijk.
Vriendelijke groeten van Hein aan jou en van ons tweeën aan B. en L.
t.t.
Willem.