Jacobus van Looy aan Willem Witsen
Plaats: Genua |
Datum: 20 maart 1886 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Beste Wim,
Gisteren ontving ik je hartelijke en prettige brief. Jongen wat ben je een Robinson Crusoë en wat ruikt je brief lekker naar bosch en heilucht. Ik zal me dat genot nog één jaar lang moeten ontzeggen, en in een vreemde atmosfeer weêr veel moeite en zorgen hebben, luchtjes te zoeken, die wat in mijn smaak vallen. O, maar reizen is heerlijk, gezond, en geeft veerkracht dat verzeker ik je. Ik ben nu 't hospitaal uit, en logeer bij de Consul, blijf hier nog een week of wat langer, om weêr geheel op verhaal te komen. Ik word langzamerhand weêr de oude onvermoeibare Koo. Ik schrijf je dit s'morgens om 8 uur, in een Café. Ik vlieg zoo vroeg uit, omdat ik gisteren avond een briefje kreeg van de Direktrice die me verzocht, mit meiner geschichtliche Stifte, een afbeelding voor haar te komen maken van een doode vrouw, die lang aan een borst ziekte heeft geleden, en aan wie zij zich gehecht heeft. Zoo heb ik dan de tasch weêr omgehangen en ga de hoogte waar het hospitaal ligt weêr beklimmen. Uit Madrid schrijf ik je een brief. Wat kunt jij anders werken dan ik, die alles zoo te hooi en te gras doen moet, maar daarom niet getreurd.. dat ook is goed. Van Cobi kreeg ik een alleraardigste brief met verhalen van kinderen, die in stoelen wagons, op reis waren naar Ewijkshoeve. Ik wou daarop niet antwoorden per briefkaart - zeg haar dat met m'n beste groeten, ook aan Coba.
Verder een hand van
je oude
vLooy.
Genua. 20 Maart 1886