Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jan Zoet]Zoet (Jan) Ga naar voetnoot1, geboren te Amsterdam, den 6 Maart 16.., was een man, die meer lust tot de dichtkunst had dan bekwaamheden om dezelve te beöefenen, gelijk blijkt uit zijne Uitstekendste (!) Digtkunstige Werken, in 1714 uitgegeven. In 1656 las hij in den Hage op den zesden verjaardag van den Prins van Oranje (naderhand willem III) in de tegenwoordigheid van het vorstelijk kind, eenige edelen ‘ende godsgeleerden Ga naar voetnoot2’ een vrij lang gedicht, waarin hij tot slot wenschte: ‘Hy erve Troon en Kroon,’ zonder te vermoeden dat die wensch twee en dertig jaren daarna werkelijk vervuld zou worden, want in 1688 beklom willem III den Engelschen troon. Naderhand maakte zoet nog meer gedichten op dezen vorst Ga naar voetnoot3, van wien hij eenige gunsten schijnt genoten te hebben, en daarom in andere rijmen zoo vinnig schimpte op de Staten van Holland en de witt. Hij was ook de oprigter van eene bent van dichters of redenrijkerskamer te Amsterdam, genaamd De Wijngaardranken, tot zinspreuk voerende: Liefde boven al, die met de Haarlemsche kamer De Witte Angieren, | |
[pagina 592]
| |
met de zinspreuk: In liefde getrouw, naar de wijze der rederijkeren gedichten wisselde; zoet beantwoordde verscheiden door haar voorgestelde vragen Ga naar voetnoot4, en gaf er zelf op; onder anderen: Kan 't alderquaetste wyf met vuur en vlam te braken,
Een goet en oprecht Man wel boos en zinloos maken?
Welke vraag in dicht door p. verhoek beantwoord werd Ga naar voetnoot2, en om welke voor te stellen zoet welligt genoopt werd omdat hij zelf met een boos wijf opgescheept was, dat hem het leven zuur genoeg maakte Ga naar voetnoot3. Hij verbeeldde zich dat hij niet sterven zou, maar deel hebben aan het duizendjarig rijk der mystieken, hetwelk hij op de aarde te gemoet zag; doch hij werd in zijne meening bedrogen, en ging den weg van alle vleesch den 11 Januarij 1674. Dat deze arme bloed eenige vermaardheid kreeg laat zich uit zijne rijmen gemakkelijk verklaren, waarmede waarschijnlijk elk den spot dreef; wie toch kan zonder lagchen regels lezen als deze en dergelijke: Des Heeren vrede zy met u, Jan Klaazen Kwispel.
't Verganklik leven is het nabeeld van een mispel
Ga naar voetnoot4.
- Dees ouderlooze wees, d' onnoosle Juriaan,
Pas negen jaren oud, met zwaare pyn belaên,
Wyl hy zyn water naar behooren niet kon maaken,
Begon den darden May te kermen en te kraaken
Ga naar voetnoot5.
| |
[pagina 593]
| |
Hij heeft ook een misselijk tooneelstuk zamengelapt, Hel en Hemel genaamd. Het eenigste dragelijk goede, dat wij in de geheele verzameling gevonden hebben, is dit tweeregelig gedichtje: Op de onbarmhartigheid.
Wie hart, en hand, en kas, en d'ooren voor het weenen
Der arme maagen sluit, die maakt zyn brood tot steenen
Ga naar voetnoot1.
|
|