Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 565]
| |
[Abraham Wynbeek]Wynbeek (Abraham) was een der laatste leden van de Leydsche rederijkkamer De Witte Acolyen, onder de zinspreuk: Liefd' is 't Fondament, en gaf eenige losse rijmstukjes in het licht van weinig beteekenis, meest betrekkelijk tot de Leydsche Eeuwfeesten van 1774 en 1775, ook een treurspel, Albonus en Rosemond, in 1770 gedrukt, nog geheel in den rederijkerssmaak; een der personaadjes zegt: 'k Zag liever dat mijn hoofd daer rolde op den grond
Ga naar voetnoot1.
De koningin wordt op het einde des stuks genoodzaakt vergift in te nemen op dezen deftigen hoogtragischen toon: o Gy vervloekte hoer! zoekt gy my door finyn
Te brengen om den hals? Blyf staen.....
Zuip uit! zuip uit de rest.....
- - Noch eens zuip uit, of 'k zal u trappen
En slepen langs den vloer, voorts u aen stukken kappen,
Eer ik nog sterf... spalk op den muil.... 't moet alles uit;
Het grondzop is het best
Ga naar voetnoot2.
|