Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Sara Maria van der Wilp]Wilp (Sara Maria van der) was eene dochter van willem frederik van der wilp, Conrector der Latijnsche Schole te Amsterdam, waar zij in 1716 geboren werd en ongehuwd in 1803 overleed. Zij bloeide dus gelijktijdig met alle beroemde Nederlandsche dichteressen der achttiende eeuw, die zij ook allen overleefde. In 1757 gaf zij te Leyden eene fraaije dichtmatige vertaling in het licht van popes Messias, gewyde Herderszang, welke naderhand in de verzameling van hare Gedichten, die in 1772 te Amsterdam werd uitgegeven, insgelijks is opgenomen Ga naar voetnoot1. Haar dichttrant had | |
[pagina 513]
| |
veel overeenkomst met dien van hare vriendin van merken, en hare voortbrengselen dragen overigens den stempel van de denkwijze en den smaak des tijds, in welken zij opgesteld zijn. Gelijk zij ook daarmede overeenkomstig bij derzelver uitgave beoordeeld werden, blijkens de volgende uitspraak van een' toenmaligen kunstregter: ‘Eene manlijke deftigheid, alomme in hare dichtstukken doorstralende, doet haar eer aan, als een bewijs harer maniere van denken; terwijl hare zuiverheid van taal, keurigheid in 't gebruiken van woorden en spreekwijzen en vloeibare trant van verzen zamenloopen, om ieder dezen dichtkundigen bundel aangenaam te maken Ga naar voetnoot1.’ Deze beoordeeling ruim vijftig jaren daarna in de critische distilleerkolf overgehaald zijnde, bleek het dat in de meeste dezer gedichten ‘wel eene kiesche en beschaafde uitdrukking en vloeijende versmaat, maar weinig of geene dichterlijke geestverheffing heerscht. Hier en daar nogtans vindt men blijken dat het haar (der dichteres) aan echt kunstgevoel en levendigheid der verbeelding in geenen deele ontbrak Ga naar voetnoot2.’ Het afgetrokken aesthetisch residuum heeft echter nog geestige deelen genoeg behouden, om te kunnen zien dat deze gedichten ‘zich veelal aanprijzen wegens keurigheid van taal, goeden smaak en schilderachtige voor- | |
[pagina 514]
| |
stelling Ga naar voetnoot1.’ Deze drie hoedanigheden vindt men al aanstonds vereenigd in dezen trek uit de Fransche geschiedenis: ô Bartels Nacht, vol yslykheên!
Uw flonkerend gesternt' verdween,
Door schrik verbleekt, op 't zien der wreedste burgermoorden.
Hoe zwymt, in 't stroomend martelbloed
Van zoo veel duizenden, de Seine langs de boorden
Van haar' ontstelden vloed!
Der Eedverwanten krygsgeweld
Wint in 't gefolterd Vrankryk veld;
't Oproerig volk, gestyfd door looze priestertongen,
Werpt schansen op, van straat tot straat,
Tot eindelyk Valois, door bitschen hoon gedrongen,
't Verdeeld Parys verlaat.
Bourbon, met 's volks elend' begaan,
Gespt rustig 't heldenharnas aan;
De wreede zieldwang, die by hem geen heul kan vinden,
Vlucht, als de vleêrmuis, schuuw van 't
licht:
Het Eedgespan verstuift, als 't kaf voor de
onweêrwinden,
Voor Henriks aangezicht
Ga naar voetnoot2.
Men zal zelden puntdichten van vrouwen aantreffen; zie hier echter een van deze dichteres, dat men geene geestigheid ontzeggen zal: Wenschelijke begraafenis.
Een lyk te volgen, zal in onze levensdagen,
Om de ongevoeglykheid, geen vrouw aan 't Y bestaan:
Doch zo de booze Nyd ten grafkuil wierd gedragen,
Ik zou in feestgewaad dan meê ter uitvaart gaan
Ga naar voetnoot3.
| |
[pagina 515]
| |
Deze verdienstelijke dichteres heeft ook in 1751 eene keurige uitgave bezorgd der Herderszangen en Mengeldichten van a. de haen Ga naar voetnoot1. |
|