Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 510]
| |
baarheid des tooneels in de zeventiende eeuw. De klucht eindigt daarmede dat de knecht en de meid zich sans façon ontkleeden, om zamen naar bed te gaan, onder het voeren van dit naïf gesprek:
maddeleen.
Zou jy men ook verlaten,
Als ik nou byje sliep?
karstiaan.
Wat drommel meugje praten?
Verlaten! Neen beget, ik ben en blijf je trouw,
En zoekje voortaan ook te houwen tot mijn vrouw.
maddeleen.
Ik ga dan voor.
karstiaan.
Doet zoo, en stelje hart gerust.
Dit 's 't eerst dat ik je noch van avont heb gekust;
Maar 'k denkje strakjes op een aêr manier te kussen,
Als ik mijn minnedorst in Venus bron zal blussen.
|
|