Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Merten van Wichelen]Wichelen (Merten van), een Rederijker van Hal, verscheen op het landjuweel der kamer De Peoen te Mechelen, den 3 Mei 1603 met een refereyn, waarin, onder meer andere gewigtige waarheden en wijsheidslessen, ook deze voorkomen: De fortuyn die can wel rijckdom nemen saen
Ga naar voetnoot1,
Maer niet de deucht, seyt Seneca wtgelesen,
De deucht en wort van niemant ten onder gedaen,
Maer wilt altijt int openbaer wesen.
Daerom heeft Solon oock veracht mitsdesen,
't Gene daer is verganckelijck int eertsche dal,
Goet en scatten, hy heuet al mispresen.
Diogenes die heeft oock verlaten al,
En heeft ghetoont dat de menschen sijn mal,
Die hier haren naem soecken te maken groot.
Wat de fortuyn verheft, noch eens dalen sal
Ga naar voetnoot2.
|