Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 490]
| |
willinks Amsterdamsche Buitensingel, Tempe, Amstelstroom en dergelijke gerijmde topographiën, die bij den aanvang der vorige eeuw zeer in den smaak waren. Westerop houdt ook in zijn rijmwerk denzelfden slaperigen telgang als zijne kunstgenooten bogaert, claas bruin, willink en van niedek in hunnen gelijksoortigen arbeid, en doorvlecht hetzelve, op hun voorbeeld, ook met allerlei zedekundige aanmerkingen, en zelfs zoodanigen, die men eer onder de Aphorismen van hippocrates of in de Hygiene der Salernitaansche School zoeken zou; bij voorbeeld deze gewigtige, waarschijnlijk door westerop eerst ontdekte en bekend gemaakte eigenschap van den wijn: De wyn, het alderfraaiste nat,
Uyt druyven sterk geperst, getreden,
Versterkt de maagth en 't herzenvat,
Verdunt het bloed, beradt de leden,
Verquickt de geesten, afgeslooft
Door denken of door veel te lezen;
De wyn aan ieder heil belooft,
Die in 't gebruyk kan matigh wezen:
Maar de overdaat is nimmer goed,
Bederft de maagh, de ziel en 't bloed
Ga naar voetnoot1.
Wij gelooven niet dat de lezer naar meer zoodanige snuggere opmerkingen van westerop nieuwsgierig is. |
|