Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Roemer Visscher, Anna Visscher en Maria Tesselschade Visscher]Visscher (Roemer, Anna en Maria Tesselschade) Ga naar voetnoot2. De eerstgemelde, vader der beide anderen, was een rijk en aanzienlijk koopman te Amsterdam en aldaar in 1547 geboren. Hij behoort met coornhert en spieghel onder de eerste opbouwers der Nederduitsche taal, en was een der werkzaamste leden van de rederijkkamer In Liefd' bloeyende. Zijn huis was bovendien de verzamelplaats der fraaije vernuften van zijn' tijd, en de school, waarin hooft en vondel gevormd werden. Hij zelf had als dichter (de kindschheid der kunst in aanmerking genomen) onbetwistbare verdiensten. Zijn smaak viel meest op bijschriften en puntdichten, aan velen van welken men geene geestigheid ontzeggen kan Ga naar voetnoot3; zijne zinrijkheid in deze soort van gedichtjes deed hem den naam van ‘tweeden martiael’ verwerven, van wien hij ook veel overnam, doch lang niet met die kieschheid als naderhand de decker. Zijne verzen zijn wel zuiver van taal, maar de uitdrukking is veelal | |
[pagina 6]
| |
plat en gewrongen en de cadans lam en stooterig. Hij schepte behagen zijne stukjes onder zonderlinge rubrieken te sorteren, als Zinnepoppen, Brabbelingh, Rommelsoo, Tepelwerken, Quikken, Tuyters, Jammertjens, benamingen die men tegenwoordig moeijelijk algemeen zou verstaan. Van zijne werken en derzelver verschillende uitgaven heeft de Heer scheltema een uitvoerig verslag geleverd in de aanmerkingen en bijvoegsels op zijne redevoering over de beide dochters van roemer Ga naar voetnoot1, en ook eenige proeven van zijn' dichttrant aangevoerd, weshalve wij daaromtrent hier ook niet breedvoeriger behoeven te zijn. visscher bleef, even als zijn vriend spieghel, den Roomschen godsdienst aankleven, maar hij dacht ook even verlicht en gematigd als hij, gelijk ten overvloede uit zijne werken blijkbaar is, en dit belettede niet dat hij een' vriendschappelijken en vertrouwelijken omgang hield met coornhert, hooft, reael, coster, van hout en andere fraaije vernuften van zijn' tijd, die als ijverige Protestanten bekend waren. ‘De schoone kunsten vereenigden de gemoederen, die valsche godsdienstijver verdeeld had Ga naar voetnoot2.’ Hij stierf, waarschijnlijk te Alkmaar, den 11 Februarij 1620, en liet twee dochters na, anna en maria tesselschade. | |
[pagina 7]
| |
De oudste, anna, werd geboren in 1584, en de andere, maria tesselschade, in 1594; de laatste voerde dezen zonderlingen naam naar de zeeschade door haren vader op de reede van Texel in den storm van 1593 geleden. Aan beider opvoeding werd geene zorg gespaard; zij werden onderwezen in allerlei fraaije kunsten en jufferlijke handwerken, gelijk mede in de Fransche en Italiaansche talen, en beider zucht voor de oefening der fraaije letteren door haren vader en zijne vrienden zorgvuldig aangekweekt. Al vroeg werd anna met de huiszorg belast door het afsterven van hare moeder. Om haren vader bij het klimmen zijner jaren bij te staan, wees zij alle huwelijksvoorstellen van de hand. Hooglijk werd zij door verscheiden dichters deswegens geroemd en als een voorbeeld van ouderliefde voorgesteld; cats inzonderheid ging zeer hoog met haar, gelijk op verscheiden plaatsen in zijne werken blijkt; al de overige dichters verhieven om strijd haren lof. In 1622 ondernam zij eene reis naar Zeeland, alwaar zij door de voornaamste dichters met vreugdezangen verwelkomd werd Ga naar voetnoot1. Deze reis had ten gevolge dat de banden van vriendschap tusschen haar en Cats naauwer werden toegehaald. Toen hij in 1623 tot Pensionaris van Dordrecht benoemd werd, en zijn verblijf aldaar vestigde, bezocht zij hem weder, en geraakte in kennis met | |
[pagina 8]
| |
dominicus booth van wezel, met wien zij weldra in het huwelijk trad en te Dordrecht bleef wonen. Twee zonen waren de vrucht van dit huwelijk, die zij, waarschijnlijk na den dood van haren echtgenoot, in 1640 in de leerschool der Jezuiten te Brussel bestelde; zij reisde zelve derwaarts met brieven van aanbeveling door van baerle aan den beroemden puteanus voorzien. Later begaf zij zich om het belang van hare zonen naar Leyden. Zij gaf der regering kennis van hare komst met een gedicht Ga naar voetnoot1, gelijk zij tevens hare beide zonen den geleerden e. schrevelius insgelijks met een vers had aanbevolen Ga naar voetnoot2. De oudste dezer zonen, johan genaamd, zag zij vóór zich ten grave dalen; zij zelve stierf den 6 December 1651. Haar andere zoon, roemer of romanus, overleefde haar, die zich naderhand in 's Hage als Advokaat nederzettede en insgelijks de dichtkunst beöefende Ga naar voetnoot3. Visschers andere dochter, maria tesselschade, overtrof hare zuster nog in schoonheid en vernuft. Hare voornaamste bekwaamheden worden door hooft dus opgesomd: Vat zy diamant, een kras
Spreken doet het stomme glas;
Zie dien duim, met gouden draaden,
Maalen kostele gewaaden;
| |
[pagina 9]
| |
Vingers voeren pen, penseel:
Knokkels kittelen de veel.
Zie dan gaat dat mondjen weêr,
Met de nooten, op en neêr:
'T oogh zich aan de letters lijmen,
De gedachten aan het rijmen,
Tong zich krommen in den klank
Van den Roomer en den Frank
Ga naar voetnoot1.
Zij was bij uitnemendheid de vriendin van hooft en de ziel der gezelschappen op het slot te Muiden, waar, gelijk men weet, de edelste vernuften van haren tijd bijeen kwamen, die haar om strijd prezen en bewierookten, gelijk overvloedig uit hunne gedichten blijkt; hooft zelf was onuitputtelijk in haren lof zoo in zijne brieven als in zijne gedichten; het daaronder loopend valsch vernuft moet men op rekening der galanterie zijner eeuw stellen, dat toen zelfs bij de beste dichters voor geestigheid gold. In 1623 trad zij in het huwelijk met allart van krombalgh, welke echtverbindtenis door genoegzaam alle dichters bezongen werd; de bruiloftszang van hooft is een meesterstuk in dit vak Ga naar voetnoot2. Tesselschade woonde met haren man te Alkmaar, en leefde zeer gelukkig met hem; zij had de letteroefeningen laten varen, en besteedde haren tijd met de huiszorg, alleen hare vriend- | |
[pagina 10]
| |
schappelijke briefwisseling met hooft, huygens, van baerle en eenige andere fraaije geesten onderhoudende. Twee dochters waren de vruchten van haren echt; doch de oudste, ook tesselschade genaamd, verloor zij aan de kinderziekte, in 1634, en nog in hetzelfde jaar haren echtgenoot. Zij zocht haren door dit dubbel smartelijk verlies ter neder geslagen geest op te beuren door het hervatten van hare letteroefeningen, waaronder hare reeds vroeger begonnen dichtmatige overzetting van Tasso's Verlost Jeruzalem behoorde, die zij echter niet voltooide; volgens het getuigenis van hare tijdgenooten moet deze arbeid zeer verdienstelijk zijn geweest; ondertusschen schijnt het handschrift van het afgewerkte gedeelte verloren gegaan te zijn, althans de Heer scheltema heeft vruchteloos veel moeite aangewend om hetzelve op te sporen Ga naar voetnoot1. Vergeefs dong van baerle naar hare hand. ‘Misschien;’ zegt de Heer scheltema Ga naar voetnoot2, ‘is nooit door iemand geleerder en bevalliger gevrijd dan door hem. Bij zijne Latijnsche gedichten is eene geheele afdeeling, Tessalica Ga naar voetnoot3 getiteld, allen bestaande uit verzen aan haar gerigt.’ Alles was nogtans vruchteloos; zij hertrouwde niet, zoo min als van baerle, met wien zij, na hare vormlijke afwijzing van zijne | |
[pagina 11]
| |
hand, toch eene onafgebroken vriendschap bleef onderhouden. Inmiddels had zij zich van Alkmaar weder metterwoon naar Amsterdam begeven, alwaar haar in het begin van 1642 het ongeluk trof dat eene vonk uit een' smitswinkel in haar linker oog spattede, het welk zij, na het uitstaan van vele smarten, geheel verloor. Dit verlies werd door van baerle in een schoon Latijnsch gedicht Ga naar voetnoot1 betreurd; men wil ook dat het gedicht van huygens, Oogen-troost aen parthenine Ga naar voetnoot2insgelijks aan haar bij deze gelegenheid gerigt is. Veel werd haar genoegen verminderd, toen zij hare vrienden hooft en van baerle vóór zich ten grave zag dalen; kort daarna verloor zij ook hare tweede dochter maria. Deze kort op elkander volgende verliezen, schoon haar geest zich boven de droefheid verhief, waren te zwaar voor de krachten des ligchaams: zij bezweek onder den rouw op den 20 Junij 1649. Beide zusters waren ongetwijfeld in alle opzigten edele sieraden onzer vaderlandsche letterkunde en verdienstelijke dichteressen, hoezeer beider smaak eenigzins verschillend geplooid was naar de onderscheiden scholen in welke zij gevormd waren. Anna stelde zich hoofdzakelijk cats ten voorbeelde; tesselschade volgde meer den trant van | |
[pagina 12]
| |
hooft. Dichterlijke voortbrengsels van beiden hier aan te voeren oordeelen wij te meer onnoodig, daar de Heer scheltema met onvermoeide vlijt genoegzaam alles heeft opgespoord en gemeen gemaakt, wat van beiden bij mogelijkheid te bekomen was; ook maken wij geene zwarigheid om zijne oordeelvelling over beiden te onderschrijven. ‘De oudste zuster,’ zegt hij, ‘houdt zich als het ware in de laagte, schildert zacht en bevallig, put het onderwerp uit en heeft iets praat-, iets preekachtigs; de jongste verheft zich, schildert met stoute trekken, is wel meer donker, doch geeft ook meer stoffe tot nadenken Ga naar voetnoot1,’ en kent, wat zwier en kracht van zeggen en vrolijk vernuft betreft, aan tesselschade boven anna den prijs toe. Beide zusters beleden, even als haar vader, den Roomschen godsdienst, en bleven dien getrouw aankleven, in weerwil der pogingen van hare vrienden om haar daarvan af te trekken. Huygens inzonderheid gaf zich veel moeite om tesselschade tot het Protestantismus over te halen; somtijds ging hij, door regtzinnigen ijver vervoerd, daarin op eene vrij ruwe en onkiesche wijze te werk, en gebruikte hierbij eene taal, die velen in onzen tijd niet als zacht en wellevend zal voorkomen. Hoezeer de roem van beide zusters zich bij de nakomelingschap gehandhaafd hebbe, blijkt uit de gedurige lofspraken der latere dichters en schrijvers | |
[pagina 13]
| |
op hare verdiensten; zelfs heeft men voor weinig jaren tesselschade op het tooneel gevoerd, in het stukje van den Heer a. beeloo, getiteld: Maria Tesselschade Visscher op het slot te Muiden, waarin zij handelende met hare vrienden voorgesteld, en tevens een aanschouwelijk denkbeeld gegeven wordt van de zamenkomsten der fraaije vernuften op het Muiderslot, hetwelk onlangs op het punt was van afgebroken te worden. |
|