Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 6 VIC-ZYP
(1827)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Pieter Visscher]Visscher (Pieter), waarschijnlijk een Amsterdammer, en jong gestorven, gaf in 1707 eenige Herderszangen en Mengeldigten in het licht, die, hoe onnaauwkeurig in taal en dichtmaat, toch blijken dragen van vernuft en oorspronkelijkheid. De Heer de vries, loffelijke melding makende van dezen dichter, voert een gedeelte uit een zijner beste stukjes aan Ga naar voetnoot2; de wansmaak zijner eeuw kleefde hem nogtans zoo wel aan als de meesten zijner tijdgenooten; hoe belagchelijk is, bij voorbeeld, de chûte in het slot van zijn gedicht Aan de Vecht! ô Aangenaame Vecht en liefelyke rust;
Vaar wel, nooit worde uw glans verdooft of uytgeblust.
Nooit moetge uw rykdom zien, doorlugten vloed, vermind'ren,
Of ongeval uw stroom in zynen wasdom hind'ren.
| |
[pagina 5]
| |
Zo zal ik uwen lof, met onverderflyke ink,
Doen praalen in den dag... help Goden! ik verdrink
Ga naar voetnoot1!
Men zou immers moeten denken dat de dichter van verrukking in het water geloopen was. |