Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 5 OGI-VER
(1824)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Andries Crynen Verveen]Verveen (Andries Crynen), Prins der Goudsche rederijkerskamer De Goudsbloem, daar men schrijft: Wt Ionsten begrepen, hield te Mechelen de eer der kamer op, bij gelegenheid van het landjuweel der Peoene aldaar op den 3 Mei 1620, met een refereyn en liedeken; het eerste begon dus: | |
[pagina 458]
| |
Keyser Adrianus oudt ende wel bejaerdt
Ons van een wijs Regent seer voorsightigh verklaert,
Marcus Verissimus van Deuchts wegen gheheten,
Om dat in synen mond, welcken wijs was vermaert,
Volck, noyt bevonden werd leughen, dit moet ghy weten,
Desen ten spieghel leert, dat alsmen is gheseten
In d'aldermeeste weeld, leuende onachtsaem,
Het quade auontuer hem openbaert vermeten,
Stellende ten voorbeeld Hercules groot van naem,
Die te water ontgingh veel ongh'luks nae 't lichaem,
Daer nae raeckten deur om syn eyghen boels handen;
Ende Laomedon der Ghriecken eer en faem,
Mede Ouerste klouck, die ghenaeckten noyt schanden
In thien jaeren oorloghs voor Troeyen deur d' vyanden;
Doch werden omghebracht, schryft hy midts en valsch,, geeft
Binnen syn eyghen huys, daerom, 't sy in wat landen,
Alsmen 't prijckel minst meent, valt het op den hals,, meest
Ga naar voetnoot1.
|
|