Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 5 OGI-VER
(1824)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Mattheus Temmink]Temmink (Mattheus) gaf in 1753 te Amsterdam eene dichtverzameling in het licht, getiteld: Heilkweekende Verlustigingen. Het uitgebreidste stuk daarin is eene Christelijke Geloofsschetse; deze gerijmde synopsis is even koud en droog als de proza-belijdenisboekjes van borstius, d'outrein, hellenbroek en dergelijken. Temmink wil zijn' lezer uit zijn eigen bestaan het bestaan van God (door hem, zonderling genoeg, Wezenaar genaamd) bewijzen: Dat zulk een Wezenaar volstrekt aanwezig zy,
Word klaar uit myn bestaan bevestigt
Ga naar voetnoot2.
Neen, goede, vrome temmink! uit uw bestaan wordt de aanwezigheid van God niet eerst ‘klaar bevestigd:’ de Almagtige bestond van eeuwigheid vóór u, en zal in eeuwigheid na u bestaan, zonder dat uw reeds lang vergeten bestaan noodig is om Gods coëxistentie met u te bewijzen, ten ware gij | |
[pagina 397]
| |
het gezegde genesis III, vs. 22 op u hadt willen toepassen. Behalve het bewijs, dat temmink zich verbeeldde met zijn bestaan op te leveren voor het bestaan van God, schijnt de goede ziel verder met zijn individu niet veel opgehad te hebben; want, zegt hij, onmiddellijk na zijn aangevoerd bewijs, 't Heelal kon draaijen in zyn naven,
Alware ik, klene worm, in 't nietaanzyn begraven
Ga naar voetnoot1,
en dit willen wij eer gelooven dan het eerste. Regt naïf en geheel nieuw is de voorstelling van den aard der kerke (en welligt schilderde temmink hier meer dan hij wilde schilderen) onder het beeld der maan: Doch hoe schoon de Kerkmaan staat
Ze ondergaat
Ook veel wisselvalligheden:
Somtyds schuilt ze in duisterheid
En verspreid
Gantsch geen licht op hare leden.
Somtyds word haar licht gedooft
En geroofd
Door een' drang van zondewolken.
Somtyds bluscht een zee van bloed
Haren gloed
In het woeden van de volken.
Doch als 't met haar schynt gedaan,
Wast zy aan,
| |
[pagina 398]
| |
Weet zich glansryk te openbaren,
Toont een zuiver licht van deugd,
Dat tot vreugd
Strekt der Godgezinde scharen.
Ja, haar hemelmajesteit
Word verspreid
In het ydel waerelds duister,
Dat de vyand voor haar' gloed
Valt te voet,
Zich vernedert voor haar' luister
Ga naar voetnoot1.
ô Ja! het zijn de Turken, die de halve maan in eere houden; maar of men dit van de Christenen, met betrekking tot hunne Catholieke of Protestantsche kerkmaan en derzelver phasen ook kan zeggen, is nog zoo zeker niet. |