Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 5 OGI-VER
(1824)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jan Peters]Peters (Jan), lid van de rederijkkamer De jonge Laurieren, te 's Hertogenbosch, behoorde geenszins onder de minsten der fraaije geesten, die op het blazoenfeest der Peoen te Mechelen den 3 Mei 1620 verschenen. Hij onthaalde de broeders aldaar op een Nieuw Liedeken, waarvan wij hier het eerste couplet afschrijven: Onlancx lach ick vol fantasye
In een prieel seer lieffelijck en schoon,
Daer gemoete my doen ter tye
Een Ioffrou gherieffelijck en idoon:
| |
[pagina 80]
| |
Sy riep laet alle droefheyt varen,
En wilt met my vermeyden gaen,
Ghelijck als amoureuse karen
Ga naar voetnoot1,
Terstont was ick haer onderdaen.
Deze ‘gherieffelijcke Ioffrou,’ moet men weten, was Rhetorica; wij gingen, verhaalt peters, verder, Wy ghingen samen deuiseren
Seer vrymoedich sonder eenich bedwanck
Onder een lind weert om lauderen
Ga naar voetnoot2.
Het geheele lied bewijst dat peters eene gemeene fille publique onderhanden had. |