Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 5 OGI-VER
(1824)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Andries Pels]Pels (Andries) Ga naar voetnoot4, een Amsterdamsch Regtsgeleerde, gaf in 1668 Didoos dood, treurspel | |
[pagina 64]
| |
in drie bedrijven, in het licht, met een tusschenspel, Julfus genaamd. Hij was Regent van den Schouwburg en oprigter van het vermaarde kunstgenootschap Nil volentibus arduum. In 1678 leverde hij eene gerijmde overzetting der Dichtkunst van horatius, op onze tijden en zeden gepast; deze arbeid is gansch niet verwerpelijk, zoo min als zijn oorspronglijk leerdicht Gebruik en Misbruik des Tooneels, het welk hij kort vóór zijn' dood, die den 3 Julij 1681 voorviel, uitgaf. Nog bestaan er van hem twee deelen met Minneliederen en Mengelzangen, in 1684 gedrukt. Hij was zeer ingenomen met de Fransche tooneelwetten en veroordeelde alles wat daarmede strijdig was. Pels en zijn genootschap meenden de dichtkunst op te bouwen door het voorschrijven van bekrompen regelen en grillige wetten, en bewerkten daardoor juist het tegendeel. Langer dan eene eeuw werden deze zoogenaamde regelen angstvallig opgevolgd, waardoor de dichtkunst natuurlijk tot werktuiglijke verzenmakerij verviel, die, even als de wiskunde of eenige andere wetenschap, aangeleerd kon worden. Ondertusschen, als men billijk wil zijn, is het pels niet te wijten dat men zijne voorschriften (misschien in zijn' tijd nuttig en goed) naderhand als de hoofdzaak bij het zamenstellen van dichtstukken beschouwd heeft. Reeds de groote antonides voerde een' hevigen twist met pels aangaande het wezen der poëzij; doch de strijd was te ongelijk; één dichter tegen een geheel leger | |
[pagina 65]
| |
rijmers met den bewonderden pels aan het hoofd, moest het natuurlijk verliezen. |
|