Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 4 JAC-NYV
(1823)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Andries van der Muelen]Muelen (Andries van der), een Vlaamsch dichter der zestiende eeuw, gaf in 1545 te Gent een werkje in het licht, getiteld: Vander Ketyvigheyt der menschelicker naturen: Eerst ghemaeckt in Latyne by Paus innocentius de III, ende es daerna overghezett, uten Latyne in Vlaemschen dichte. Het is merkwaardig dat zijne taal vrij zuiver is, gelijk reeds blijkt uit de proeve, die wij van lelyveld Ga naar voetnoot2 uit dit werkje hier overnemen:
Den droom die Nabugodonozor zagh
Maecte hem in 't harte zo groot gheclagh,
Want van zynen hoofde het vyzyoen
Heift hem zeer beroert in alle zyn doen,
Ende hy bleef veruaert, ontrust, ontstelt
Door tspellen, oock als hy hem was ghespelt
Ga naar voetnoot3.
|