Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 4 JAC-NYV

[Jacobus Lagendaal]

Lagendaal (Jacobus). In 1743 meldde deze zich op den Haagschen zangberg aan met drie politieke rijmstukjes, Nederland op den Throon, Nederland op den Oorlogsthroon, en De Vryheid in den Hemel, alle drie in Heldendicht, si placet! Vervolgens berijmde hij de historie van hiob, ook al in den toenmaligen heldendichtvorm, om tot een' waardigen pendant te dienen van abraham, jacob, gideon, salomon, mozes en dergelijke gerijmde biographiën. In zijn Voorberigt zegt hij, dat hij al wat historisch was poëtisch behandeld, maar de zamenspraken van job met zijne vrienden in rijm gebragt heeft. Wij hebben met geene mogelijkheid 's mans poëtische behandeling van zijn in rijm brengen kunnen onderscheiden. Toen hij

[p. 148]

nu zijn' arbeid voltooid had, wilde hij, op het voorbeeld van hoogvliet en duim, die hunne helden den bijnaam van Aartsvader gegeven hadden, den vromen Uzziter insgelijks van een' nom de guerre voorzien; op het punt van hem als Patroon der Lijdzaamheid der wijde waereld in te zenden, vond hij geene vrijheid om dat onduitsch woord te gebruiken, omdat hij er geen gezag voor vond, en evenwel vond hij toch maar geen ander (hij was ook niet zeer gelukkig in het vinden); na veel zinnens en raadplegens vond eindelijk een ander de cognominatie Geestelijke Palmboom: dit lachte hem zoo eigenaardig en tevens poëtisch toe, dat wij nu sedert 1769 dit rijmwerk, onder den titel van Hiob, de Geestelyke Palmboom, menigmaal in de kruideniers- en kaaswinkels tot den rang van rare boeken zien bevorderen.