[Pieter Christiaansz. Ketel]
Ketel (Pieter Christiaansz.). Uit
verscheiden lofdichten, geplaatst voor c. van manders Schilderboek, kan
men den dichttrant van dezen rederijker leeren kennen, loopende, of liever
waggelende, op de volgende wijze:
Apelles wijt vermaert, een Prins verclaert, der Schilderconst,
En Zeuxis in hun leven, hoog verheven,
Hier hebben schatvergaert, duysenden waert, oock een gonst,
In 't gheen van hen bedreven, is beschreven: