Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jan Baptist Houwaert]Houwaert (Jan Baptist) Ga naar voetnoot1, Raad en Rekenmeester van Braband, geboren te Brussel, alwaar hij overleed in 1586, was onder zijne tijdgenooten een beroemd Vlaamsch dichter. Zijne werken, waarvan de Heer willems de titels opgeeft, zijn inderdaad zeer zin- en zaakrijk, doch erbarmlijk van stijl en dichttrant; het een en ander blijkt uit de proeven zoo door dezen als door den Heer de vries aangevoerd Ga naar voetnoot2; wij staven ons oordeel ook met een paar uittreksels: Al wisten wij die consten en practijcken,
Van Philosophen, Orateuren en Poëten,
En dat Apollo oock desghelijcken
Ons zijn verholen secreten liet weten,
En dat wy geluckich waren gheseten
Opder fortuynen alderhoochste rat,
En dat wy ons vrylijck mochten vermeten
| |
[pagina 425]
| |
Naer onsen wille te doene al dat
Wy souden wenschen, soo segh ick u plat,
Dat wy daer niet veel om gheven,, souwen,
Als wy sonder schoon vrouwen leven, souwen
Ga naar voetnoot1.
Schoonheit is in d'opperste van de huyt,, gheleghen,
Sy laet haer van een cleyn siekte verwinnen,
En als de schoone wort uyt,, ghedreghen
En by ander begraven, wie can versinnen
Welck de schoonste was, oft haer schoonheit kinnen?
'T graff mach buyten verciert zijn door practijcken,
Maer vol onreynicheyt soo ist van binnen,
En een schoon creature is desghelijcken,
Buyten wel schoone, maer binnen vol van slijcke'.
Al eest dat wy die tombe weten,, te verchieren.
t'Stinckende lichaem wert gheten,, van de pieren
Ga naar voetnoot2.
|