Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 212]
| |
[Adriaan Hoffer]Hoffer (Adriaan), uit een aanzienlijk Zeeuwsch geslacht afkomstig, werd den 24 Mei 1589 geboren te Zierikzee, van welke stad zijn vader rochus hoffer acht malen Burgemeester is geweest, en welke waardigheid hij vervolgens ook bekleedde, gelijk mede het ambt van Rentmeester generaal der graaflijke domeinen van Zeeland beooster Schelde. Op de beruchte Dordrechtsche synode was hij Commissaris politiek wegens Zeeland. Hij was een zeer geleerd en godvruchtig man, een bekwaam Latijnsch en Nederduitsch dichter Ga naar voetnoot1 en de gedienstige vriend van boxhorn en andere geletterden van zijn' tijd. Zijn dichttrant is in den smaak van cats, doch steviger. Even als deze wist hij van alle voorkomende zaken partij te trekken, en nutte zedelijke leeringen daaruit af te leiden; zijne in 1635 teAmsterdam uitgegeven Nederduitsche Poëmata bevat meestal zulke gansch niet onbehaaglijke emblematische voorstellingen; bij voorbeeld: Ingenio stat sine morte decus.
Eere die de wijsheyd geeft
Altijd bloeyt, end altijd leeft.
Onder alle boomen is
Steeds de palmboom even fris,
Of het somer is, of koud
Altijd groen soo is sijn hout.
| |
[pagina 213]
| |
Sneeu, end haghel, mist, noch wind
Nimmermeer sijn eer verslind,
Al hoe wel de locht is gram
Groen soo blijft nochtans sijn stam:
Die geleerd is, end begaaft,
Die sijn borst met wijsheyd laaft,
Dien soo bloeyt sijn lof end eer
Nu end altijd even seer;
Haat, of hoon, of langhe tijd
Noyt sijn naam of eer verslijt.
Een geleerd verstandigh man
Na de dood noch leven kan.
Mole suâ fortuna ruit.
Dikwijls door sijn eyghen kracht
Word 't geluck tot niet gebraght.
Als het koren op het veld
Al te weeldrigh is gestelt,
Valt het neêr, end door sijn swaart'
Kiest de halm de leeghe aard,
Menigh boom met fruyt getast
Valt ter neder door sijn last,
Want de groote overvloed
Gheen profijt, maar schade doet:
Die in weelde sijn gewent,
End van droefheyd noyt geschend,
Die 't geluck van alle kant
Valt gelijck als in de hand,
Vallen dickmaal onder voet
Door haar overgroote goed.
Al te hoogh verheve staat
Door sijn swaart om leeghe gaat
Ga naar voetnoot1.
| |
[pagina 214]
| |
Hoffer stierf den 11 Mei 1644. Zijne afbeelding is door J. Sarragon in het koper gebragt. Van zijn' zoon [Rochus Hoffer ...] |