Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 3 HAE-IPE
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Joannes Baptista Hendrix]Hendrix (Joannes Baptista), schoolmeester te Zell, bij Dendermonde, gaf in 1722 te Gend een treurspel in het licht, getiteld: De verdruckte Godvrugtigheit afgebeeld in het Houwelijck Lyden en Doodt van de H. Maget en Martelaeresse Godelieve. Dit stuk is in zeven bedrijven, in spijt van pels, die volstrekt niet hebben wil dat een treurspel meer dan vijf bedrijven heeft. De inhoud is duidelijk op den titel uitgedrukt en regt curieus en stichtelijk om te lezen; er komt zelfs een mirakel in voor, hetwelk adele, de dienstmaagd van godelieve, | |
[pagina 159]
| |
aan haren man en leonore, zijne moeder, op de volgende wijze verhaalt: Soo haast als Godelief was op het velt getogen,
Quam daer een grooten hoop van craeyen aengevlogen,
Die vielen op uw graen, ick stoorden en ick riep,
Maer uwe Godelief tot by de vogels liep,
En seyde: Beestjens kleyn, door die u heeft geschaepen
Beveel ick u dat gy gaet naer de schuere slaepen,
Doen heeft sy altemael 't verstandeloos gediert,
Vreedtsaemlijck by malkaer in uwe schuer gestiert,
En sy ginck naer de Mis.
Leonore, hoewel goed Katholijk, trekt dit kraaijenmirakel ronduit in twijfel, met te zeggen: Swyght Adel', 't is gelogen.
Maar deze houdt vol, en zegt tot bevestiging: Het is waerachtig waer, sy sijn daerin gevlogen;
Ick heb het selfs gesien
Ga naar voetnoot1.
Deze leonore, eene Vlaamsche Gravin, had haren zoon, een oogenblik te voren, dus beleefd toegesproken: My spijt dat 'k ben uw moer; vermaledijd sy d'uer,
Als gy hier hebt gebracht die vremde creatuer
Ga naar voetnoot2.
Wij moeten somwijlen wel eens bij sommigen | |
[pagina 160]
| |
dezer Vlaamsche wanschepsels vertoeven: zij leveren geene onbelangrijke bijdragen tot de geschiedenis van den toestand der letteren in Zuid-Nederland in vroeger dagen. |