Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Cornelis van Eeke]Eeke (Cornelis van) Ga naar voetnoot2 berijmde de Psalmen op honderdvijftig verschillende gemeene zangwijzen, en gaf dien arbeid, onder den titel van Koninklyke Harpliederen, te Amsterdam in 1698 in het licht. Het was een mislijk denkbeeld de Psalmen op de wijzen van straatliedjes te behandelen; evenwel zijn zij niet onbehaaglijk. Men oordeelt uit het eerste couplet van | |
[pagina 256]
| |
Het LVI harplied.
Toon: Patientie is goed men zeit.
Gelyk een duif, van kooi en slag
Verjaagt en weghgedreven,
Moet, zonder dat ze rusten mag,
Ten prooi der gieren zweven.
Eveneens zoo dwael ik
Zonder heul of troost.
Ik weet, Heere! kwalijk
Waar ik, west of oost,
Zou mogen schuilen,
o Gy, myn God! ten waer by u:
Dus kom ik nu
Met klaaglijk huilen
Ga naar voetnoot1.
|