Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jacob Duym]Duym (Jacob) Ga naar voetnoot1, geboren te Leuven, in 1547, was kapitein in dienst van willem I, en werd, nadat bij, in 1584, de sterkte Lillo dapper verdedigd had, in een gevecht op den Kouwensteinschen dijk door de Spanjaards gevangen genomen, | |
[pagina 228]
| |
en op bevel van mondragon tweeëntwintig maanden op het kasteel van Namen vast gehouden. Na zijn ontslag was hij, uit hoofde van ligchaams ongesteldheid genoodzaakt den krijgsdienst te verlaten, en zette zich te Leyden neder, alwaar hij zich met de letteroefeningen bezig hield en in 1600 aldaar uitgaf: Een Spiegelboeck inhoudende ses Spiegels, waerin veel deuchden daer aan te mercken zijn, enz. Dit zijn gewone redenrijkersstukken, in den smaak van dien tijd. Dit werk werd in 1606 gevolgd door een ander, getiteld: Een Ghedenckboeck, hetwelck ons leert aen al het quaet en den grooten moetwil van de Spaingnaerden en haren aenhanck ons aenghedaen te ghedencken, enz. Hetzelve is opgedragen aan Prins maurits en bevat insgelijks zes historische tooneelstukken, die gebeurtenissen uit zijn' leeftijd ten onderwerp hebben; hij schreef, zegt hij in zijne opdragt, deze stukken ‘niet van hooren zegghen, maer als meestendeel met mijn ooghen ghesien en met mijn ooren ghehoort hebbende ende als een die den Spaenschen haet soo in Crijchshandel, soo in ghevanghenis, als in verlies van mijne goederen ghenoech beproeft hebbe.’ Zijn dichttrant is weinig beter dan die zijner tijdgenooten, en zijne dichterlijke verdiensten zijn inderdaad zeer gering, ten ware men eenige waarde er aan wilde hechten, dat hij eene voetmaat of liever syllabentelling in acht nam, en zijne taal vrij zuiver van basterdwoorden is. |
|