gende
zonderlinge wijze: ‘Hier breng ik, ten allerlaatsten, de
grootste Poëet van het gezegend Italië voor UWEd. oogen; maar zoo van
zijn eersten aard ontaard en jammerlijk mishandeld, dat UWEd. hem mogelijk niet
kennen zult;’ en dit willen wij gaarne gelooven dat het geval geweest is,
bijaldien de Heer van wyngaarden een man van eenigen smaak was, die het
oorspronglijk kende, en dadelijk, zoo wel als wij, gezien zal hebben dat
dullaart, aangaande het jammerlijk mishandelen, de zuivere waarheid sprak. In
zijne even zonderlinge voorrede vertelt hij, dat hij van eenige vrienden
geperst is geweest om ‘deze overzetting in d'onstuime zee der lasteraren
te zenden,’ en zijn ‘gewaande Nachtuil in heldre zonnestralen te
doen komen. Vertaalders,’ zegt hij, ‘zijn veeltijds als hooge
boomen en spitse bergtoppen, die van storm en onweer gebeukt en bevochten
worden.’ Als dit waar is, dan moet deze vertaler juist niet veel van
storm en onweer geleden hebben, want hij houdt zich tamelijk laag bij den
grond, en meldt ons dat ‘de neuswijze letterzifters,’ als zij
soortgelijke vertalingen als de zijne verbeteren zouden, ‘staan en zien
als een Ezel die Wijwater gezopen of een die de kaart vergeven heeft.
’ godefroi,
reinout en
tancredo voeren nagenoeg eene dergelijke
taal in deze overzetting.