Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 166]
| |
sche dichtkunst zeer veel, heeft deze geleverd, een vak, waarin men voor hem nog niets draaglijks gezien had, namelijk het Chronostichon, of tijddicht, waarom men, welligt te voorbarig, deze soort van voortbrengsels onder de nuttelooze geestpijnigende rederijkersaardigheden rangschikte; wij zonderen het tijddicht wel degelijk daarvan uit, en vooral de zes, die van delsing voorhanden zijn Ga naar voetnoot1. Het tijddicht immers heeft eene nuttige bedoeling om den tijd eener merkwaardige gebeurtenis op eene dichtmatige wijze in geheugen te doen blijven, het zij men hetzelve plaatst als opschrift van openbare gedenkteekenen en gebouwen, of, gelijk die van delsing, met fraaie zinnebeelden in het koper graveert. Dat men in oude chronijken en aan de poorten of stadhuizen van sommige steden geene anderen dan zeer gebrekkigen aantrof Ga naar voetnoot2 deed welligt het | |
[pagina 167]
| |
denkbeeld ontstaan dat men in onze taal geene goede tijdverzen kon vervaardigen, maar dat dezelven altijd lam, gewrongen of nietsbeduidend moesten uitvallen. ‘De meerdere beschaving onzer taal- en dichtkunde heeft dit echter in onzen tijd anders doen zien; en de heer delsing heeft dat vooroordeel zoo proefondervindelijk wederlegd, dat men niets meer noodig heeft dan zijne uitgegeven tijdverzen naauwkeurig te overwegen, om overtuigd te worden dat zoodanige gedichten zeer wel aan al hunne vereischten, en ook aan die der Nederduitsche taal- en dichtkunst, voldoende, kunnen gemaakt worden, indien dezelve, maar gewrocht worden door dichters, die bekwaamheid, vlijt en oordeel genoeg bezitten om dat geen wat zij onderhanden nemen wel uit te voeren Ga naar voetnoot1.’ Wij willen, ten bewijze dat met deze woorden, die wij hier de onzen maken, niets te veel gezegd is, de zes door hem algemeen gemaakte tijdverzen hier onder het oog van onze lezers brengen. | |
[pagina 168]
| |
Op den brand van den schouwburg, te Amsterdam.
den 11 Mei.
MIJn bIJen zVVerVen: zIe, De kors Is grVIs en asCh!
eI, zorgers! zorgt op nIeVW; zIJ WeIgren V geen WasCh.
Gegraveerd door N. van der Meer, Jun., en uitgegeven te Amsterdam bij M. Magérus. Op de inwyding van den nieuwen schouwburg, te Amsterdam.
den 15 September.
thans zaL De bIJ op nIeVW In febVs kVnstkoor zWeeven,
en't eeLste, 't WeLk ze'er Leest,Voor Wees en arMen geeVen.
Gegraveerd door denzelfden, en uitgegeven te Amsterdam, bij j. smit. Tydvaers geplaatst op den grond des gewezen Schouwburgs, te
Amsterdam, boven den ingang der roomsch-catholyke aelmoessenierskamer.
besChoVW op nIeVW een hVIs, Waar nog het LVstIg kroost
Van IJVer D'oVDen stok In zIJne eLenDe troost.
Gegraveerd door denzelfden, en uitgegeven te Amsterdam, bij m. magérus. De milddadigheid aan de dankbare roomsche armen; by de eerste
afgifte van brood, op den grond des gewezen schouwburgs, te Amsterdam,
den 5 December.
't WeLeer Verwoest tooneeL, 't paLeIs der poëzIJ,
strekt V, behoeftig MensCh! hIer tot een bakkerIJ.
Gegraveerd door denzelfden, en uitgegeven te Amsterdam, bij f.j. van tetroode. Hetzelve is in een' witten steen uitgehouwen voor de gemelde bakkerij. | |
[pagina 169]
| |
Op het oeconomisch ontwerp van de maatschappij der
wetenschappen, te Haarlem, waarover te Amsterdam, in de doorluchtige schole de
eerste vergadering gehouden is,
den 7 Februarij.
VerheVen MaatsChappIJ, In WerkLVst onbezWeken!
het nakroost zaL, VerheVgd, Van VW ontWerp nog spreken.
Gegraveerd door denzelfden, en uitgegeven te Amsterdam, bij j. smit en p. den hengst. Op de vergadering van den oeconomischen tak van voorn.
Maatschappy, gehouden te Haarlem,
den 15 September.
't Is hIer één, hart één DoeL, In
oVerLeg en spreken,
Daar IeDer traCht het takJe op 't VLIJtIgste aan te kWeeken.
Gegraveerd door r. vinkeles, en uitgegeven bij dezelfden. Deze zes tijdverzen, met veel zinnebeeldig bijwerk uitmuntend fraai gegraveerd, zijn hunne plaats in de kunstverzamelingen overwaardig. |
|