Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jacobus Crabbe]Crabbe (Jacobus), kan men als den Alkmaarschen swanenburg aanmerken; uit zijn aldaar in 1661 uitgegeven ‘Bly-Eyndigh Treur-Spel’ getiteld: Palmire en Claudianes ware Liefde, hetwelkhij met het grootste regt in de opdragt een ‘ruwe Chaos van letteren’ noemt, willen wij de volgende regels mededeelen: | |
[pagina 104]
| |
Ick braeckte schier mijn ziel, mijn leven scheen te slippen,
Omheyninght met een bron, die, bigg'lent langhs de lippen
De wanghe steets besproeyt, de roosen quam verdelgen,
En hupp'lent opwaerts, op de bange lely-telgen,
Waerdoor mijn schor geschreeuw verspreijde sigh ten top
Van Jupijns hoogh gewelf; het aembeelt was mijn krop
De beucker mijne vuyst
Ga naar voetnoot1,
enz.
Wat de man hiermede zeggen wil, geven wij onze lezers te raden: wij weten het niet. |
|