Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Hermanus Coster]Coster (Hermanus), geboren te Alkmaar, in 1743, en overleden te Leyden, den 21 November 1781, was aldaar organist van de St. Pancraskerk en besturend lid van het dichtoefenend genootschap: Kunst wordt door arbeid verkregen, in welks eerste deel eenige niet onverdienstelijke dichtstukken van hem worden aangetroffen, die men | |
[pagina 94]
| |
ook wedervindt in zijne Mengelpoëzy, door hem te Leyden in 1779 uitgegeven. Behalve eene tamelijke hoeveelheid gelegenheidsgedichten, voor het algemeen van weinig of geen belang, bevat deze bundel verscheiden zeer goede dichtstukken van meerdere of mindere uitgebreidheid, sommigen luimig Ga naar voetnoot1, eenigen zelfs wat al te vrij Ga naar voetnoot2. Eene enkele proeve van 's mans dichtvermogen zal wel genoeg zijn; wij kiezen, om de geestige wending en het goedhartig gevoel, dat zich daarin zoo bevallig uitdrukt, het stukje, gerigt Aan mejuffer N., op het overlijden van haar hondje.
Een hedendaagsche sterke geest
Schreit nooit om 't sterven van een beest;
Hij weigert zelfs aan naaste vrinden
Een' traan te plengen op hun lijk.
Hoe zal hijdan het duidlijk blijk
Van uwen rouw voor 't Hondje vinden?
Hij lacht, en spot 'er zeker meê,
Hoe hard gij schreit, bedroefde Kee!
Foei, roept hij, om een' hond te treuren!
Hoe laag vernedert zich een geest!
En, onvernuftig als een beest,
Zal hij uw' rouw doemwaardig keuren.
| |
[pagina 95]
| |
Maar, schrei gerust om 't lief gemis,
En denk vrij, dat het eedler is
Te schreien, als de beesten sterven,
Dan, door een beestlijk hard gevoel,
Hen aan te zien zo norsch als koel,
En brood en vriendschap te doen derven.
De Schepper zorgt voor hun geslacht;
Schiep hen, of tot een' trouwen wacht,
Of tot gezelligheid in 't leven;
Het kan Hem dan, hoe vreemd het schijn',
Onmooglijk onverschillig zijn
In wiens bezit zij zijn gegeven.
De Schepper gaf ook 't menschlijk hart
Een teêr gevoel van vreugde en smart
Tot schepselen die ons omringen.
Zou Hij dan 't schreien om den dood
Van zulk een' trouwen huisgenoot
Beschouwen onder beuzelingen?
Neen, Hij die 't leven nam en gaf,
Ziet, met genoegen, ons in 't graf
Zijn dooden schepseltje bewaaren;
Veel meer dan dat een stoute hand
Het voor de ravens smakt op 't land,
Of als een kreng werpt in de baaren.
Schrei dan, daar 't u Natuur gebiedt;
Dat schreien hoont uw menschheid niet.
En lach met alle sterke geesten;
Uw Sippetje is uw traanen waard',
Hij was voor u de beste op aard
Van alle huiselijke beesten
Ga naar voetnoot1.
|